Korte geschiedenis van de Rijksdriehoeksmeting 2000-9 GEODESIA Europese Graadmeting als aanleiding In 1861 is door het toenmalige Pruisen aan de Europese landen het verzoek gericht deel te nemen aan de zogenaamde Europese graadmeting. Omdat echter het driehoeksnet van Krayenhoff (gemeten van 1802 tot 1811 ten behoeve van de topografische kaart) niet aan de gestelde nauwkeurigheidseisen voldeed, is in 1865 door de toenmalige regering besloten een nieuwe driehoeksmeting te laten uitvoeren door prof. Stamkart. In 1879 werd de Commissie voor Graad meting en Waterpassing, de voorloper van de huidige Nederlandse Commissie voor Geodesie, in het leven geroepen op initiatief van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Na het overlijden van Stamkart in 1882 bleek dat zijn me tingen en berekeningen slechter waren dan die van Krayenhoff In 1885 begon nen onder leiding van Schols de voorbe reidingen voor een nieuwe driehoeksme ting. De laatste meting van dit nieuwe net vond plaats in 1904 op het punt Gro ningen. Basismetingen Voor de schaal van het driehoeksnet moest tenminste één afstand worden ge meten. Ter controle van de in 1892 ge meten basis bij Bonn vond in 1913 bij Stroe een basismeting plaats. Hieruit bleek dat de in het net voorkomende lengten met een miljoenste gedeelte zou den moeten worden vergroot. Gezien het geringe verschil heeft men deze correctie uiteindelijk niet aan gebracht. Onze Lieve Vrouwetoren in Amersfoort. Kaartprojectie Als oorsprong van het coördinatensysteem koos men de Onze Lieve Vrouwetoren in Amersfoort. Voor de kaartprojectie is de stereografische projectie naar een plat vlak (voluit dubbelpro- jectie van Schreiber) gekozen. Voor de bepaling van de ligging van het net op de wereldbol werden astronomische metingen uitgevoerd op dertien punten van het net. De tot nu toe nog steeds gebruikte stereografische kaartprojectie is door Heuve- link uitvoerig beschreven in [6] Verdichting en bijhouding Vanaf het begin had de Rijkscommissie de bedoeling een secundaire triangulatie te verbinden aan de primaire driehoeks meting ten behoeve van het Kadaster. In 1889 werd de inge nieur-verificateur van het Kadaster A. W. E. Kwisthout be noemd tot lid van de commissie, waarmee het eerste persoon lijke contact met het Kadaster werd gelegd. Vanaf 1898 tot 1928 is men bezig geweest met deze secundaire metingen en is het eerste-orde net verdicht tot ruim 3500 punten. In 1928 bleken al 290 punten van het net te zijn gesloopt of verstoord. Dit was mede aanleiding tot de oprichting van de Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting in 1930. Dankzij deze belangrijke beslissing kon de driehoeksmeting worden behouden en voortgezet. Herziening na de Tweede Wereldoorlog Tot en met de Tweede Wereldoorlog be stond er in Europa op geodetisch gebied een versnipperde situatie. De problemen met de geallieerde stafkaarten vormden de druppel die de (geodetische) emmer deed overlopen. Het Kadaster heeft daar om meegewerkt aan de totstandkoming van de Europese vereffening ED50 [4]. Na de Tweede Wereldoorlog werd de RD ook nog eens geconfronteerd met een omvangrijke aan het driehoeksnet toegebrachte schade. Bijna vijfhonderd torens waren beschadigd. In de periode 1950-1960 is de balans opgemaakt. Hierbij werd geconstateerd dat het eer ste-orde netwerk nog van prima kwaliteit was. De omvang van het net was echter onvoldoende. De verdichting had vooral in de steden geleid tot een zogenaamde 'krentenmik', een compacte verzameling van vaak onafhankelijk van elkaar be paalde RD-punten. Daarnaast bleef men geconfronteerd met veel onbetrouwbare punten. Dit niet bepaald rooskleurige beeld was naast de discussies rond de HTW1956 aanleiding een begin te ma ken met een totale herziening van het puntenveld. De herziening omvatte de volgende activiteiten: uitbreiding eerste-orde net aan de landsgrenzen; van 1956 tot 1958 aansluiting aan het Duitse driehoeksnet en van 1961 tot 1962 aan het Belgische driehoeksnet; herziening van het tweede- en derde-orde net van begin jaren zestig tot begin jaren tachtig en verdichting van het net met hoofdpunten. De herziening omvatte een 'sanering' van het puntenveld, waarbij in overleg met de grote gebruikers een keus is gemaakt uit de overige RD-punten die in de toekomst gehandhaafd dienden te blijven; het assenstelsel werd verschoven (in navolging van de Topo grafische Dienst) met een verschuiving van het oorspronke lijke stelsel over 155 en 463 km in westelijke, respectievelijk zuidelijke richting. GPS en de RD In 1987 is bij de Rijksdriehoeksmeting GPS geïntroduceerd als meettechniek. GPS ligt ten grondslag aan het GPS-kernnet en het AGRS.NL. Het AGRS.NL is permanent verbonden met het Europese stelsel van actieve referentiestations. Hierdoor staat Nederland inmiddels niet alleen Europees, maar ook wereldwijd gezien weer wat preciezer op de kaart. 398

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 32