Waar zijn we eigenlijk mee bezig?
GEODESIA
2000-9
Interview met ing. Wim Eimers, directeur Geodesie bij Fugro-Inpark
Eimers heeft in het verleden al eens discus
sies over de herziening meegemaakt, maar
had deze oplossing toen niet voorzien. Met
de oplossing om twee stelsels naast elkaar te
handhaven - het huidige RD-stelsel en een
ETRS-stelsel - kan hij goed leven, vooral
omdat het handhaven van een RD-stelsel
tegemoetkomt aan het meest gangbare ge
bruik. Als praktisch gebruiker hebben we er
ook geen last van dat er ook nog een tweede
stelsel bestaat. Dat je met GPS (in WGS84)
nauwkeurige resultaten kunt bereiken is
mooi, maar het is van belang voor welk doel
je de uitkomst gaat gebruiken. Voor onze
praktijk, waarin we meestal in een beperkt
gebied bezig zijn, zal het RD-stelsel uitste
kend blijven voldoen. Alleen als je over heel
grote afstanden praat, is het wat anders.
Maar wie werkt met hele lange lijnen? Alleen de spoorwegen,
kan Wim bedenken, maar een hele lange spoorlijn is toch ook
weer samengesteld uit een heleboel korte stukjes? Een mogelijk
voordeel kan zijn het beoordelen van GPS-netten, omdat de
verschillen dan van belang kunnen zijn voor de toetsing van het
model.
Eimers vraagt zich af wat de voordelen zijn van het hanteren van
een dynamsich (ETRS)-stelsel (dat volgens de notitie meebe
weegt met het stabiele deel van Europa). Dat wil dus zeggen hoe
snel en hoeveel beweegt dat stabiele deel dan wel. Als er sprake is
van millimeters, waarover praten we dan? Ofwel: hoe dyna
misch is dynamisch
Eimers verwacht niet dat de huidige tweedeling binnen afzien
bare tijd zal worden opgeheven en zal worden overgegaan op het
homogene ETRS-stelsel. Op kleinschalige kaarten maakt het
niets uit. Als je overstapt op een dynamisch systeem, heb je gro
te problemen. Bijvoorbeeld bij deformatiemetingen kun je heel
moeilijk de historie terugvinden als je het coördinatensysteem
verandert.
NAP
Als we de gevolgen voor de z-coördinaat beschouwen, komt de
discussie vrijwel op hetzelfde neer. Het NAP-vlak, oorspronke
lijk gerelateerd aan de dijksteen in Amsterdam en later over
gebracht naar een ondergronds merk op de Dam, is een vast ge
geven zolang die steen niet verzakt. Maar volgens de toelichting
in het voorstel gaat dat juist wel gebeuren, en als er straks een
tunnel onderdoor wordt gegraven, kun je het wel schudden. Het
wordt moeilijker het theoretisch NAP-vlak vast te houden, ook
al ga je dat verankeren aan een cluster van ondergrondse mer
ken. Er zullen dus wijzigingen in de z-coördinaat uit voort
komen, maar daar schrikken ze in die cultuur niet zo van. Het
verzakken van peilbouten is daar een bekend gegeven. Als één
bout verzakt, kun je dat uitleggen, maar als je hele referentievlak
verandert als gevolg van een veranderde definitie, is dat toch wat
ingrijpender. Het maakt veel uit of heipalen
vier centimeter boven of vier centimeter
onder het waterpeil staan, en ook bij een
dijk kan dit funest zijn als het water tot aan
de rand is gekomen. Verandering in het
referentievlak zou dus grote problemen
geven.
Overheid/bedrijfsleven?
Wie de geometrische infrastructuur in stand
moet houden, is voor Eimers duidelijk. Dat
is een overheidstaak. Bedrijven kunnen in
de uitvoering een belangrijke rol spelen, net
als bij de Vijfde Nauwkeurigheidswaterpas
sing, maar de verantwoordelijkheid moet
wel bij de overheid blijven. Dat is een kern
taak. De mogelijkheid om die overheidstaak
te beperken tot een hoofdpuntennet en ver
dere verdichting aan de markt over te laten, is interessanter.
Maar toch zitten er gevaarlijke kanten aan. Ook de betrouw
baarheid van punten van een secundair stelsel moet gewaar
borgd zijn. En er zit nog een ander gevaar in. De specifiek geo
detische kennis loopt achteruit door de automatisering. Je ziet
meestal niet meer wat er achter bepaalde processen schuil gaat.
De markt speelt er wel al gedeeltelijk op in, maar hoe zal zich dat
in de toekomst ontwikkelen? Globalcom onderhoudt een refe-
rentienet in een zeer beperkt gebied. Is er wel behoefte aan uit
breiding? Het is een kwestie van afweging van kosten. Omnistar
onderhoudt een wereldwijd net van referentiepunten, dat het
mogelijk maakt zeer nauwkeurige GPS-metingen te verrichten.
Maar daarvoor wordt slechts één Nederlands punt in stand ge
houden en er is ook nog een bedrijf dat satellietcorrecties door
geeft per radio. Misschien dat over tien jaar de techniek zo ver is,
dat helemaal geen kernpunten meer nodig zijn omdat de satel
lieten zelf dan referentiepunten zijn geworden.
Tot zo lang ziet Eimers het in stand houden van een net van
hoofdpunten een (kern)taak van de overheid, waarbij de markt
in de uitvoering kan ondersteunen.
Betalen voor gebruik van de geometrische infrastructuur vindt
Eimers een normale zaak als het gaat om een bijdrage in de kos
ten van onderhoud. Maar het zou absurd zijn als een overheid
probeert hiermee winst te maken, omdat de ontwikkeling van
het systeem is gebeurd met ruime overheidssubsidies en dus met
geld van de belastingbetaler. Strikt genomen zou de overheid
haar gegevens gratis beschikbaar kunnen stellen, bijvoorbeeld
via internet.
Slotbeschouwing
Volgens Wim Eimers bevatten de voorstellen een tamelijk hoog
theoretisch gehalte, en hij vraagt zich af over welke verschillen
we praten. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Ook al hebben we
de technische mogelijkheden nauwkeuriger te meten, het gaat
over millimeters.