vV A Een klein stapje in de goede richting Interview met ir. Leen Murre, directeur Nationaal Clearinghouse Geo-Informatie (NCGI) en directeur-secretaris van het Landelijk Samenwerkingsverband GBKN Murre verwijst allereerst naar zijn ingenieur scriptie (uit 1989) waarin hij zijn visie gaf op de geometrische infrastructuur van Nederland, en daarin met name wees op de noodzaak van een Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing. Dat moest in twee jaar kunnen worden uitgevoerd, vond Leen toen en tot zijn voldoening kan hij nu con stateren dat de uitvoerders zich daaraan ook heb ben gehouden. De profetische uitspraken van Murre over de toekomstige geometrische infra structuur blijken dus belangrijk te zijn. Een gelukkige keuze, vindt hij. Voor de GBKN heeft overigens het wel of niet hanteren van een nieuw referentiesysteem nauwelijks consequenties. De GBKN is een kaartenhuis, een basis waarop een aantal gegevens is ge bouwd. Als je aan de basis verschuivingen zou doen, zou alles daarboven mee verschuiven en verwarring stichten, vooral als je vergelijkingen wilt doen met vroegere gegevens. Maar die ver schillen zijn erg klein. Ondeugend merkt hij op dat, als men stiekem stap voor stap de coördinaten wat zou aanpassen, er geen haan naar zou hebben gekraaid. Kennis lijkt nauwelijks nog nodig voor de praktijk, maar mensen die niet over een theoretische achtergrond be schikken, zouden toch gemakkelijk fouten kunnen maken en bijvoorbeeld GPS-metingen ten onrechte afkeuren. De theoreti sche onderbouwing van de stelsels is hogere geodesie en wat we nu doen, is nog maar een klein stapje in de richting waar we heen moeten: een wereldstelsel. De doorsnee-gebruiker (timmerman, wegenbouwer) zal even eens weinig last ondervinden van de verandering. Voor waterbe heerders over grote oppervlakken maakt het echter wel wat uit. Als het verval in werkelijkheid anders is dan hetgeen je in theo rie uit het NAP-vlak zou halen, moet je oppassen. Er zijn gebie den waar het zo wringt, dat je de berekening er zo tussen moet persen dat je de hele meting verpest. Je hebt nu soms 1 mm cor rectie per km, dat is echt de limiet voor nauwkeurigheidswater passing. Wat de verankering betreft: de paal op de Dam in Amsterdam staat verkeerd en die in de Stopera deugt ook niet meer sinds Neelie Kroes die op nul heeft gezet. Er zou er een correctie van 2 a 3 cm nodig zijn. Vastlegging aan meerdere peilmerken is dus een goede zaak. Het vlak van de Tweede Nauwkeurigheids waterpassing uit 1928 blijft het theoretisch vlak, alleen de vast leggingen veranderen. Omdat de hoogten van de verankerings- punten (de ondergrondse merken) veranderen, kun je spreken van een dynamisch systeem. De verantwoordelijkheid voor het beheer van de stelsels moet je volgens Murre nooit aan de markt overlaten. De uitvoering kan de markt wel aan, maar je moet wel kwaliteitswaarborgen stel len. Je zou een soort keurmerk moeten invoeren. Zeer specialistisch werk moet je ook bij de over heid laten. RD-metingen bijvoorbeeld en ook nauwkeurig waterpassen kan niet iedereen. Dat lijkt eenvoudiger dan het is. Je hebt te maken met heel veel correcties: aardmagnetisme, gravi- metrische invloeden, getijdencorrecties en derge lijke. Daarom moet de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de geometrische in frastructuur een overheidstaak blijven. De toegang tot de geometrische infrastructuur zou beter worden als het gebruik een verplichting werd, bijvoorbeeld als ondergrond voor bestem mingsplannen. Maar dan moet je er ook voor zorgen dat de ge gevens kosteloos beschikbaar worden gesteld, of maximaal tegen marginale kosten. En dat zou ook moeten gelden voor GBKN- gegevens en die van het Kadaster; alleen laten betalen voor het in bewaring geven en verder vrij beschikbaar stellen, bijvoorbeeld via internet. We zullen toch een keer die knoop moeten door hakken. Murre kan zich voorstellen dat je over vijfentwintig jaar beschikt over een kastje dat aangeeft waar je bent of waar een paal moet worden geslagen. Dan heb je geen stenen en buizen op straat meer nodig. Dan is er dus ook niks meer bij te houden. Het is dan een kwestie van definitie geworden. De satellieten zijn dan referentienet. Het gaat erom te weten waar je bent. Een coördi natensysteem is daarbij slechts een hulpmiddel. In het veld lees je coördinaten af of een lampje geeft aan of je links of rechts moet. Dan zijn zelfs coördinaten overbodig. GPS-gebruikers op schepen en bij autonavigatie gaan er gewoon vanuit dat het systeem werkt. Cijfers hebben ze helemaal niet nodig. Maar ze gebruiken wel de techniek van de landmeet kunde. Heb je dan nog wel landmeters nodig? Nee, zegt Leen, geo- informatievoorzieners. Die moeten ervoor zorgen dat de lampjes op het goede moment gaan branden. Dit ondersteunt wel de stelling dat het een overheidstaak moet blijven als waarborg voor kwaliteit en controle om de systemen betrouwbaar te houden. Murre heeft nog een interessante boodschap voor de geodeti sche wereld: laat er eindelijk eens een eind komen aan de belan genstrijd tussen verschillende overheidsinstellingen. We moeten streven naar één onafhankelijk nationaal geodetisch instituut waarin RD, NAP, GBKN, Kadaster, Topografische Dienst, gra- vimetriemeting en geometrische infrastructuur worden onder gebracht als een wettelijke overheidstaak, waarbij de uitvoering zoveel mogelijk aan de markt wordt overgelaten. Dat geeft ook waarborgen voor eenheid in werkprocessen. Het is duidelijk: deze herziening is nog maar een klein stapje in de goede richting. We hebben nog een eind te gaan. 410 2000-9 GEODESIA De dynamiek in de Z-coördinaat Overheid of markt? Wie doet de bijhouding? Boodschap

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 44