A De voorkant en de achterkant van het gelijk 2000-9 GEODESIA Interview met ir. Gijs Boekelo, partner-accountmanager bij Grontmij Geogroep, en ir. Gerard Verkuijl, consultant bij de afdeling IT Natuurlijk heeft de keuze voor twee systemen (RD en ETRS89) consequenties voor ons als le verancier van het vereffeningspakket MOVE3, zegt Gijs Boekelo. Je moet het rekenproces aan passen. Voor de gebruikers van MOVE3 is het gelukkig bijna transparant. Hij trekt een parallel met het gebruik van de geoïdehoogte bij 3D-ver- effeningen met MOVE3. Als een gebruiker van dat pakket een 3D-meting uitvoert en in 3D wil verwerken, moet hij aan MOVE3 een ellipsoïdi- sche hoogte aanleveren. In de praktijk kom je met NAP-hoogten en hoogteverschillen (ortho- metrische hoogten) binnen, dus moet je de geoïde (van De Min) gebruiken om daar ellipsoïdische hoogten en hoogteverschillen van te maken. De gebruiker moet dus aan de voorkant zijn or- thometrische hoogten omzetten in ellipsoïdische hoogten, dan vereffenen, en daarna aan de achterkant de vereffende hoogte weer terugzetten naar NAP-hoogten. Die twee stappen zijn in MOVE3 ingebakken. Met de x-y-coördinaten gaat nu hetzelfde voorkant/achterkantprincipe gebeuren: oude RD1918-coördi- naten worden met behulp van correcties omgezet in RD/ ETRS89 (pseudo-RD), dan vereffend en de vereffende pseudo- RD-coördinaten worden na de vereffening weer omgezet in RD 1918. Qua procesgang merkt de gebruiker er niets van. Heel simpel dus. Gerard Verkuijl licht er nog op toe dat het belangrijk is dat je de toetsing doet in een homogeen stelsel. ETRS89 is daarom een betere omgeving dan RD1918. Nadat je hebt getoetst, ga je het geen je hebt berekend zodanig vervormen, dat het past bij je uit gangssituatie. De winst van de nieuwe definitie is dat er precies wordt voorgeschreven hoe je die bewerking moet doen. Gijs denkt dat je vooral zult merken bij grotere netwerken: waar je in een onverbeterd RD-stelsel gegeven coördinaten zou gaan verwerpen, zal blijken dat in het verbeterde RD die coördinaten gewoon goed zijn. Gijs ziet wel een valkuil in het gebruik van twee stelsels naast el kaar, namelijk als gebruikers denken dat de ETRS-coördinaten eigenlijk veel beter zijn. En dat is onzin, want als je iets 1 op 1 naar elkaar kunt omrekenen, is het één net zo goed als het ander. Het één beschrijft alleen de geometrie wat beter dan het andere. Alleen in lengte en breedte publiceren is een goede zaak, maar de aandacht moet gericht blijven op de instandhouding van het be grip RD, want daarin publiceren we onze kaarten. Met de de finitie ben je niet dagelijks bezig (tenminste Gijs niet). De hoogte Wat is de visie op de aanpak van de z? Dat vindt Gijs verdraaid lastig. Fysisch gesproken gaat het erom: waar stroomt het water naartoe (en dat weet iedereen). Vanuit de geometrie geredeneerd is de vraag: wat kies ik als referentie- vlak. Een geoïde is daarbij een lastig concept. Het principe is eenvoudig, het water stroomt van hoog naar laag en daar is ook de definitie op gebaseerd. Als gevolg daarvan zitten we opge scheept met een referentievlak, dat - geometrisch - heel moeilijk is te beschrijven. De techniek heeft ons de laatste tijd gelukkig enorm gehol pen. De geoïde van De Min is een wondermooi voorbeeld van hoe goed het kan. Maar, je zou je toch kunnen afvragen of een gladder referentie oppervlak voor hoogte (de ellipsoïde) op termijn niet bruikbaarder is. We redeneren nu eenmaal makkelijker vanuit wat we zien, de geometrie, dan vanuit wat we voelen, de gravimetrie. De visie van Gerard is wat genuanceerder. De in tentie bestaat nu volgens hem om het vlak wel aan te passen door nieuwe hoogten te publiceren. Dat betekent softwarematig (wat een woord) dat je moet aansluiten op andere hoogten. Als je waterpast, meet je de verschillen ten opzichte van de geoïde. Met GPS meet je de verschillen ten opzichte van de ellipsoïde, dus moet je corrigeren met behulp van de geoïde van De Min. Poldermodel Het hanteren van twee systemen naast elkaar (het poldermodel) heeft als grootste voordeel dat het kan rekenen op een snelle acceptatie. Een belangrijk element vindt Gerard dat de relatie tussen de beide representaties nu eenduidig beschreven is. Die kunnen de leveranciers van GPS/RTK-systemen nu in hun apparaten 'inbakken', waardoor het mogelijk wordt om op de goede manier RD1918-coordinaten 'in real time' te berekenen. Een nadelige consequentie zou kunnen zijn dat bestanden niet meer naadloos zijn te combineren doordat ze in de ene of de an dere representatie zijn opgebouwd. Maar dit bezwaar wordt ge heel weggenomen als de toepassingssoftware de relatie kent en 'on the fly' verwerkt. In de toekomst kun je best naar één sys teem toe. Tegen die achtergrond zou je de gebruikers eigenlijk nu al moeten informeren dat deze oplossing alleen maar een tussenstap is. Overheidsverantwoordelijkheid De markt kan veel en er zal in de toekomst ook best een en ander gebeuren op dat gebied, maar ik vind dat de overheid verantwoordelijk moet blijven voor de kwaliteit van de geo metrische infrastructuur. Als particuliere organisaties AGRS- achtige systemen gaan opzetten, wie garandeert dan dat er echte RD-coördinaten uitkomen? Kun je elke leverancier vertrouwen? Ik zou dat graag door de overheid zien gecertificeerd. De markt kan veel, maar iemand moet de markt controleren. Boodschap De duidelijkheid die met de herziening is geschapen, is erg be langrijk. Het is een logische en goede stap. Wij als software- makers kunnen daar wat mee. Het is ook een werkbare stap die toekomstige ontwikkelingen niet afsluit. Tot zover kun je dus spreken van een blijde boodschap. 412

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 46