A De waarde van een absoluut referentiesysteem is relatief GEODESLA 2000-9 Interview met prof. Henri Aalders De mening van prof. Aalders wijkt nogal af van die van andere geïnterviewden. We weten hem in het TU-zomerkamp even te vangen tussen een reis naar Monaco en Hongkong in, en vragen terloops ook nog zijn mening over de situatie in België, waar hij hoogleraar is. Waar voorgaande ondervraagden over het alge meen erg positief waren over de keuze voor de geo metrische infrastructuur, antwoordt Aalders: daar hebben we ons een hoop ellende mee op de hals gehaald. We blijven nu goede metingen aansluiten op een stelsel dat rammelt. Dat is niet goed. Stel dat je een meting doet met een vrije opstelling en aansluit op een paar hoeken van huizen die zijn bepaald in coördinaten waarvan de kwaliteit niet goed is. Dan ga je een goede meting vervormen en dus verslechteren. Je moet het juist andersom doen, het kartograftsch bestand aan passen aan de goede meting. Als je die nieuwe meting nu inpast in RD of zelfs in ETRS, maak je het resultaat slechter dan je eigen meting. Coördinaten zijn geen zekerheden, maar stochas tische grootheden; ook GPS-coördinaten zijn fysische metingen die allemaal aan veranderingen onderhevig zijn. Onze waar nemingen zijn het enige stabiele en zekere, die moet je dus eigenlijk alleen bewaren en daar steeds opnieuw van uitgaan. Ik heb dus niet zoveel aan het RD- of ETRS-systeem. We hebben altijd geleerd van het groot naar het klein te werken en ik stel voor het nu andersom te doen. Het RD-systeem is een groot landelijk systeem waar alles aan wordt opgehangen en dat is niet goed. Maar dat is een theoretische benadering. Voor de praktijk is de gekozen oplossing een werkbaar compro mis. We hebben nu betere meetmogelijkheden en weten dat, als je GPS-metingen vergelijkt met het oude RD-net, er absoluut grote verschillen ontstaan, maar relatief zijn ze heel klein. Je zou dus relatief moeten kunnen werken. De waarde van een abso luut RD-systeem is voor mij relatief (wat betreft de nauwkeurig heid). Onze eigen opleiding is gericht op een absoluut systeem en dat is eigenlijk ook niet goed (maar misschien is die bewering ook wel te absoluut). In ieder geval is het vervangen van het ene absolute systeem door een ander absoluut systeem relatief een kleine verandering. Met de z (de hoogte) is het eigenlijk het zelfde. We hebben nu vijf waterpassingen achter de rug en weten precies hoe het fysisch in elkaar steekt, maar de hoogte verandert steeds. Je kunt dus nooit zeggen: dit is absoluut zo hoog. Ook het NAP-net is een referentiesysteem waar je alles aan ophangt en dat verandert voortdurend. Wat doen we hier mee? Aalders verwacht (absoluut) niet dat zijn theorie ooit zal worden ingevoerd. Als we tijd en geld zouden hebben om dit theoretisch te onderzoeken en een relatief systeem uit te werken, zouden er weieens oplossingen uit kunnen komen die veel mooier zijn dan we wat we nu hebben. Maar als je het niet onderzoekt, weet je ook niet of het in de praktijk kan. Dat is het probleem van de universiteit: er is geen geld en geen tijd meer voor fundamenteel onderzoek. Het maakt Aalders niet zoveel uit of er straks maar één stelsel over zal blij ven. Het is dan toch weer een absoluut stelsel en de fysische veranderingen waaraan het stelsel onder hevig is, laat je weg. Als je GPS-metingen doet, kun je zichtbaar maken dat er absoluut gezien gro te fouten zitten in het RD-systeem, maar wie be weert dat het GPS-systeem beter is? Misschien is het RD-systeem wel beter en maken we een hele grote fout door over te stappen op ETRS. De rest van de wereld (allen met uitzondering van Aalders) die nu is op gezadeld met twee systemen, zal zelf dus moeten uitmaken of het voordeel geeft over te stappen naar één systeem. België In België is men nog niet zover om de definitie van de stelsels te gaan herzien. Het met het NAP vergelijkbare hoogtestelsel, de Oostendehoogte, is redelijk goed. Wat betreft de x, y- referentie hebben ze een groot probleem met de Lambertprojectie. Daar aan is gesleuteld toen bleek dat er fouten in zaten. Het stelsel is toen gecorrigeerd (gedraaid, verschoven en verwrongen), maar als je vraagt naar de kwaliteit daarvan, is het antwoord: dat wilt u niet weten. De instandhouding en de markt Aalders ziet wel mogelijkheden de markt meer te betrekken bij de instandhouding van de geometrische infrastructuur. Er moet echter wel een soort certificatie-instituut zijn, die verantwoorde lijkheid draagt voor de kwaliteit. Dat zou een overheidsinstituut kunnen zijn of liever nog een Europees instituut. Dat moet niet zo klein zijn dat er maar één persoon meer zit, want die is om koopbaar, weet Henri (en dat heeft hij vast in België opgesto ken). Het zou een taak kunnen zijn van een centraal Kadas- ter/MD/TDN/TUD-instituut, maar daarvoor is een hele cul tuuromslag nodig. Aalders geeft wel een beginoplossing: zet alle diensten alvast bij elkaar in één groot gebouw. Ze leren elkaar dan gemakkelijk te vinden en gebruik te maken van eikaars diensten. Boodschap Aalders heeft nog een aanvullende taak voor een centraal insti tuut voor het beheer en de verspreiding van de systemen (onder andere via internet). Daarbij moet verder worden gekeken dan alleen de geometrische infrastructuur, ook de niet-geometrie hoort daarbij. En je zou daar ook de kwaliteit bij moeten betrek ken door van elk attribuut waarover je beschikt een kwaliteits kenmerk te geven en er bij elke nieuwe bijhoudingsmeting ge bruik van te maken. Hij besluit zijn academisch verhaal met de opmerking: wie zijn wij dat wij mogen stellen dat de door ons geleverde gegevens perfect zijn? We weten dat we niet perfect kunnen meten. Lever dan ook de informatie over onze imper fectie, dan weten we waar we aan toe zijn. 415

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 49