wegen en andere objectklassen relatief
laag worden gehouden, zodat het
waarschijnlijker is dat belangrijke we
gen aan elkaar worden geplakt. In de
GBKN kon dit slechts in beperkte
mate worden gerealiseerd, omdat on
belangrijke wegen en fietspaden ook
gelijktijdig 'meekomen' (één categorie
met belangrijke wegen). In de ToplO-
vector krijgen de fietspaden de laagste
prioriteit van alle typen wegen, maar
wel een hoge compatibiliteit met de
andere typen wegen. Hierdoor zullen
fietspaden sneller dan de andere typen
wegen worden verwijderd en hieraan
worden toegevoegd.
Na een aantal pogingen en testen van
verschillende Top 1 Ovector-vullingen
voor tabellen prioriteit_t(a) en com
patibiliteit^ (a,b) worden visuele re
sultaten met de GAP-tree generalisatie
behaald, zoals weergegeven in fig. 6
t/m 9. Merk op dat ook op sterk ge
generaliseerde representaties de be
langrijke wegen nog steeds aanwezig
zijn. Echter, ook voor de ToplOvector
geldt dat deze gebaat zou zijn bij een
aantal verbeteringen in de GAP-tree
methode.
Fig. 4.
VlakGBKN 3.
Tabel 2.
compatibiliteit_t
(a,b): GBKN
objectklassen
compatibiliteit
verticaal: face die
wordt verwijderd,
horizontaal: face
die wordt uitge
breid).
TRN
WEG
WTR
KNP
GBW
SBN
TRN
0.1
0.1
0.4
0.1
0.7
0.1
WEG
0.2
1.0
0.1
0.9
0.2
0.005
WTR
0.6
0.005
1.0
0.005
0.005
0.005
KNP
0.5
0.9
0.1
1.0
0.005
0.8
GBW
0.9
0.005
0.1
0.005
1.0
0.005
SBN
0.5
0.005
0.1
0.8
0.005
1.0
Verbeteringen in de GAP-tree
Tot nu toe zijn steeds resultaten getoond die met de stan
daard GAP-tree verkregen zijn. In deze sectie zullen twee
belangrijke verbeteringen worden beschreven: parallelle
lijnen om lineaire objecten beter mee te kunnen nemen in
het generalisatieproces, onder andere door deze te over
drijven, en een aanpassing om met zeer grote datasets om te
kunnen gaan.
Hiervoor is aangegeven dat de breedte van wegen geleide
lijk aan vergroot dient te worden. Dit wordt bereikt door
parallelle lijnen aan deze lineaire objecten in de input-data-
sets toe te voegen. Om de wegen geleidelijk te vergroten
moeten één of meer van deze parallelle lijnen op verschil
lende afstanden voor deze wegen worden gecreëerd, bij
voorbeeld op d, 2d, 4d, enzovoort. Op deze manier liggen
de kleinere, minder belangrijke, door de parallelle lijnen in
gesloten, stroken dichter bij de originele wegobjecten en
zullen ze eerder aan het originele object worden toege
voegd. Het aantal parallelle lijnen en de initiële afstand d
zijn parameters voor de objecttypen (gelijk aan de mate van
belangrijkheid). Door het één voor één toevoegen van de
stroken aan de originele face wordt deze geleidelijk ver
groot.
Fig. 5.
VlakGBKN 4
(definitieve kaart).
Een manier om een parallelle lijn te construeren is het
doortrekken van alle lijnsegmenten van de polylijn (rand).
Een parallel lijnsegment kan worden gecreëerd door het be
wegen van het originele lijnsegment langs zijn loodlijn.
Om van twee aangrenzende parallelle lijnsegmenten een
parallelle polylijn te maken dient een snijpunt van de twee
parallelle basislijnen te worden berekend. Fig. 10 geeft een
voorbeeld van een parallelle polylijn, die op deze manier is
gecreëerd. Dit kan voor alle lijnsementen worden gereali
seerd, omdat twee niet-parallelle lijnen altijd een gemeen
schappelijk snijpunt hebben (let op de 'uitzonderingen').
Als er twee lijnsegmenten zijn die een heel kleine hoek de
len, dan zullen de twee parallelle lijnen een snijpunt heb
ben dat heel ver weg ligt (fig. 11). Dit kan worden voor-
501
GEODESLA
Introductie van parallelle lijnen