datasets te groot kunnen worden om in één keer door het GAP-tree con structieprogramma te kunnen worden verwerkt. De omvang van de datasets zal zelfs nog meer toenemen wanneer parallelle lijnen van de hiervoor be sproken verbetering worden geïntro duceerd. Er is dus een techniek vereist waamee de datasets in kleinere eenhe den kunnen worden verwerkt, zonder dat dit het resultaat al te zeer aantast. Het is belangrijk op te merken dat in de database waarin de GAP-tree is op geslagen, geen significante overhead optreedt. Fig. 8. ToplOvector 3. GBKN ToplOvector #randen #faces #gaps 8.700 4.700 4.700 (70.000) (95.000) (120.000) 22.500 12.000 12.000 (125.000) (150.000) (220.000) In tabel 3 is weergegeven hoeveel coör dinaten in de randen (van de planaire topologie) zijn opgeslagen, hoeveel coördinaten in de polygonen (in een representatie zonder topologie) zou den moeten worden opgeslagen en hoeveel coördinaten in the GAP-tree representatie zijn opgeslagen. De over- Tabel 3. Aantal elementen per representatie (aantal coördi naten tussen haakjes). head (redundante coördinaten) van de GAP-tree is onge veer 30 tot 40% meer in vergelijking tot de op polygonen gebaseeerde representatie. Men zou verwachten dat het aantal coördinaten in de op polygonen gebaseerde repre sentatie bijna twee keer zo groot zou zijn dan het aantal coördinaten in de op topologie gebaseerde randrepresenta- tie. Uit tabel 3 blijkt dat dit niet het geval is. Een verklaring kan worden gevonden in het feit dat deze randen een relatief klein aantal punten per lijn hebben en dat het begin- en eindpunt zijn inbegrepen (redundantie in de knooppunten). Verder bevinden zich veel huizen in de datasets, hetgeen resulteert in veel gaten in de topologische structuur. In dit geval heeft de op randen gebaseerde repre sentatie zelfs een coördinaat meer dan de op polygonen ge baseerde representatie, omdat die laatste het begin/eind- punt niet herhaalt. Echter, ten gevolge van de interne datastructuur van het programma is sprake van een significante overhead tijdens de constructie van de GAP-tree. Stel dat een 2k*2 be- werkingsgrid gelegd kan worden over het domein met ge middeld 4n vlakobjecten met hun centroïde binnen een bewerkingsgridcel. Deze 4n vlakobjecten worden met de GAP-tree gegeneraliseerd tot n vlakobjecten. Vervolgens kan de bewerkingsgridcel worden samengevoegd met zijn drie quadtree buren [2], De grotere bewerkingsgridcel zal opnieuw gemiddeld 4n gegeneraliseerde vlakobjecten be vatten. Dezelfde stappen kunnen worden herhaald, totdat er slechts één bewerkingsgridcel is overgebleven. In de GBKN-datasets kunnen voor de wegen parallelle faces worden gecreëerd. Een nadeel van een quadtree-ach- tige methode is dat deze ertoe leidt dat twee zeer gelijk- Fig. 9. Topl Ovector 4 (definitieve kaart). 503 GEODESIA

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 17