De GBKN en de kloof met Rijkswaterstaatsbestanden Het is dit jaar een dubbel jubileum voor de Grootschalige Basiskaart Ne derland (GBKN). In juli was het Ko ninklijk Besluit (KB) om deze kaart- serie te produceren vijfentwintig jaar oud. Later dit jaar kwam het kaartbe- stand gereed. Het Kartografisch Tijd schrift gaf een themanummer GBKN uit (no. 2000-2) en ook Geodesia be steedde aandacht aan deze geodetische mijlpaal in nummer 2000-7/8. De historie wordt in belangrijke mate ge tekend door de organisatie en de be kostiging van de vervaardiging en de bijhouding. Opvolgend past een illus tratie van de verschillen tussen de GBKN en de DTB's (Digitale Topo grafische Basisbestanden) van de Rijkswaterstaat, alsmede een in herin nering brengen van de motieven voor het niet-participeren in de GBKN. A.M. den Boer, senior-adviseur GIS bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Hoewel al eerder het belang van een grootschalige kaart voor gemeenten en nutsbedrijven werd onderkend, lag de start in een rapport van de Studiecom missie Leidingenregistratie van 1971. Geschreven werd over de toenmalige 'versplintering' van de kartering van Nederland. Op 9 juli 1975 werd het KB gepubliceerd. De resolutie komt overeen met schaal 11000 en 12000. De inhoud werd beperkt tot bebou wing, begrenzingen van wegen, kan ten van verhardingen, twee soorten verharding, waterwegen, sloten, on der- en bovenkanten van dijken, brug gen, heggen, opstallen en huisnum mers. Initiator en uitvoerende instantie was met name het Kadaster. Overwegingen Rijkswaterstaat Er kwam voor de GBKN een Voorlopige Centrale Kaarte- ringsraad (VCKR) en er kwamen Provinciale Kaarterings- commissies (PKC's). Vanuit de Rijkswaterstaat zat de Meetkundige Dienst (MD) in de VCKR, en regionale directies als kaartgebruikers participeerden vanaf 1976 in de PKC's. Op 19 december 1978 vond er eenmalig op uitnodiging van en bij de MD een bijeenkomst plaats met alle PKC-vertegenwoordigers vanuit de regionale directies. Men vond de GBKN te weinig gegevens bevatten voor be- heerdoeleinden, terwijl ook voor ontwerpwerkzaamheden de voorkeur werd uitgesproken voor aan de MD opgedra gen maatwerk. Het verschil zat enerzijds in het af te beel den gebied: Rijkswaterstaat interesseert zich slechts in een gering percentage van de provinciale oppervlakten. Ander zijds was de mate van vereenvoudiging van de werkelijk heid bij de divergerende GBKN-versies veel te groot voor een specifiek beheer van rijkswegen. (Bij overeenkomstig geclassificeerde terreinobjecten als sloten geeft de GBKN bijvoorbeeld nog een hartlijn waar de kaarten c.q. bestan den van de Rijkswaterstaat vier lijnen geven: de voor het beheer nodige bovenkanten van het talud en de water lijnen.) Om die redenen was er voor de Rijkswaterstaats- directies ook geen aanleiding om direct bij te dragen in de kosten van GBKN-projecten. Rijkswaterstaat lijkt in dezen als instantie ook eerder vergelijkbaar met de NS niet vertegen woordigd in de PKC's) dan met gemeenten of nutsbedrijven", aldus de hoofdingenieur-directeur van de MD in een brief van 28 mei 1986 aan zijn collega's van de regionale direc ties. Gememoreerd werd wel dat, gekoppeld aan lucht- karteringen voor Rijkswaterstaatswerken, in opdracht van het Kadaster door de MD digitale GBKN's konden wor den geproduceerd. (In een aantal gevallen is dat ook ge beurd.) Het feit dat intussen zowel de GBKN-raamkaarten Fig. 1. Fragment van het knooppunt Gorinchem in DTB Wegen van de Rijkswaterstaat en de GBKN. 513 GEODESIA 2000-I1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 27