theodoliet. Op het objectief van de theodoliet wordt nu een
hoekprisma gezet. Door alleen het hoekprisma te draaien
wordt nu een vlak beschreven dat in principe evenwijdig
zou moeten zijn aan de kopvlakomranding. Door om de
meter een aflezing te doen op een meetlat (theoretisch zou
den dit overal dezelfde waarden moeten zijn), wordt nu de
definitieve stand van het kopvlak ten opzichte van de tun-
nelas bepaald en tevens de oneffenheden in de omranding
vastgesteld. De maximale toegestane afwijking was onge
veer 3 mm. Grotere fouten zouden tot gevolg hebben dat
na het aansluiten van een opeenvolgend tunnelelement, dit
element te veel uit de theoretische as komt te liggen.
Afzinkmeetsysteem
Het, op QINSy van QPS te Zeist (zie artikel op p. 553) ge
baseerde schaduwafzinkmeetsysteem van de MD moet, net
als het meetsysteem van de aannemer, inzicht verschaffen
omtrent de positie en stand van het af te zinken tunnel
element. Net als de aannemer meet de MD met behulp van
een drietal tachymeters drie prisma's op het tunnelelement
in. Samen met gegevens van een hellingmeter worden de
positie en stand van het element berekend en gepresen
teerd. De kwaliteit van de berekeningen dient daarbij uiter
aard te allen tijde geborgd te zijn.
De MD installeert twee hellingmeters voor de standbepa
ling van de tunnelelementen. Voor een goede werking van
de hellingmeters dienen deze te worden gekalibreerd. Niet
alleen moeten de hellingen de juiste waarden aangeven, ook
de oriëntatie van de hellingmeter ten opzichte van het
tunnelelement moet kloppen.
mum
Als de hellingmeters niet goed zijn opgelijnd met het assen
stelsel van het tunnelelement, zal een deel van de langs-
helling in de dwarshelling terugkomen en andersom. Met
goed oplijnen bedoelen we dat de rotatie-assen van de hel
lingmeter daadwerkelijk in de richting van de bijbehorende
tunnelelement-assen wijzen. De invloed hiervan kan wor
den berekend uit:
De verwachting is dat het oplijnen van de hellingmeter
zonder hulpmiddelen een fout in de oriëntatie geeft van
ongeveer 2°. In bovenstaande grafiek is te zien wat de in-
Dwarshellingsfout
veroorzaakt door
oplijnfout helling-
meter.
vloed hiervan is (de helling van het
steilst lopende tunnelelement is onge
veer 21/2°). Een rotadefout van 2° zal
resulteren in een vaste fout van zo'n
0,06 m op de breedte (45 m) van het
tunnelelement. Om dit te voorkomen
worden de hellingmeters van de MD
middels een tachymeter opgelijnd.
Dankzij een, aan de hellingmeters ge
koppelde, hulpconstructie kan dit met
een nauwkeurigheid van ongeveer
0,3°. De hellingen van de hellingmeter
worden vervolgens middels waterpas
sing met een nauwkeurigheid van on
geveer 0,03° gekalibreerd.
De MD geeft aan kwaliteitsborgings-
activiteiten de volgende uitleg: Kwali
teitsborging of het bewijs van be
trouwbaarheid is de mate (0% tot
100%) waarin een fout van een afge
sproken grootte nog ontdekt kan wor
den. Het borgen van de kwaliteit heeft
in principe niets te maken met de
nauwkeurigheid (precisie) zelf. Meest
al is het wel zo dat naarmate de resul
taten nauwkeuriger moeten zijn, het
moeilijker is om dat aan te tonen.
Bij het afzinkmeetsysteem van de
Tweede Beneiuxtunnel heeft de kwali
teitsborging betrekking op:
de mate van uitvallen van systeem-
delen in relatie tot het leveren van
afzinkinformade (back-up gehalte);
de nauwkeurigheid van de informa
tie in de diverse back-up scenario's;
de betrouwbaarheid van de informa
tie;
de betrouwbaarheid van het MD-
schaduwafzinkmeetsysteem als toets
op het aannemerafzinkmeetsysteem.
552
2000-12
GEODESIA
Hellingmeters
Dwarshellingfout door oplijnfout hellingmeter
\niswijzing_dwarshelling~ langshellingSinOplij rif0Ut)
Kwaliteitsborging