De gereedschappen om te borgen zijn middelen als toetsingen en zorg dra gen voor overtalligheid in zowel me tingen, hardware als meetsystemen. Gedurende het hele proces van het af zinken van de tunnelelementen zijn er enkele momenten waarop de meetge gevens van de aannemer vergeleken kunnen worden met die van de MD. Deze toetsingsmomenten dragen bij aan de kwaliteit van het volledige meetsysteem. Zoals eerder omschreven kon tijdens de bouw reeds worden gekeken naar de kwaliteit van de geometrie van de tunnelelementen door ze steekproefs gewijs na te meten. Ook de grondslag rondom het afzinkterrein is vlak voor de afzinkperiode ingemeten en ver effend. Op kantoor zijn controles ge daan met de apparatuur en de soft ware. De software werd getest op in terfacing met de apparatuur en door rekening van de gegevens. Dat laatste werd gedaan door gesimuleerde data van de apparaten handmatig in te voe ren en de uitkomst te controleren. Op die manier werden zowel de doorreke ning als tekenafspraken en geometrie- invoer gecontroleerd. Vervolgens is een 'droge' test uitgevoerd. Daartoe werd een meetbus van de MD uitge rust met het volledige systeem. De trekhaak van de bus fungeerde als con trolepunt dat rechtstreeks met een vierde tachymeter werd ingemeten. Op deze manier was het mogelijk het systeem als geheel te testen. Een paar dagen voor het afzinken wor den de hellingmeters gemonteerd en gekalibreerd. Per afzinkdag worden de tachymeters gecontroleerd door ze op hetzelfde punt te laten meten en de uitkomsten daarvan met elkaar te ver gelijken. Dit gebeurt zowel direct in het instrument zelf als via de software. Voorafgaand aan deze controle hebben de instrumenten ook nog een zogenaamde ATR-kalibratie ondergaan, waar bij de assen van het automatische volgsysteem met de opti sche assen worden opgelijnd. Vervolgens worden een paar uur voor het afzinken de mast en schacht gemonteerd en ingemeten, en vindt er een 'laatste toets' plaats. Dit is het moment waarop het hele meetsysteem voor het eerst operationeel is (met dit tunnelelement). Alle voor gaande metingen aan de mast en schacht, de hellingmeters, de grondslagpunten en de tunnelelement-geometrie komen nu tezamen in de meetsoftware en moeten samen een slui tend geheel vormen. Dit is eenvoudig te testen door een punt op het dak van het drijvende tunnelelement met een vierde tachymeter rechtstreeks in te meten en te vergelijken met resultaten van de vereffening in het meetsysteem. Als alle bovengenoemde metingen correct zijn uitgevoerd en berekend, zal deze meting sluiten binnen de toleranties die voortvloeien uit de nauwkeurigheid van het meetsysteem. Het afzinkmeetsysteem is nu 100% geborgd. Tijdens het afzinken geeft de aannemer de meetwaarden van zijn systeem per radio door aan de afzinkploeg op het tunnelelement. De MD kan meeluisteren en de waarden vergelijken met het MD-schaduwafzinkmeetsysteem. Na het afzinken worden de meetgegevens van de aannemer met die van RWS vergeleken. Tenslotte vindt er nog een landmeetkundige meting binnendoor plaats, met hogere precisie dan van het afzinkmeetsysteem, die ook weer wordt gebruikt om achteraf de kwaliteit van het afzink meetsysteem te beoordelen. Overtalligheid In het afzinkmeetsysteem zitten vijf overtalligheden. De 3D-tunnelpositie wordt bepaald door drie prisma's die elk ook in 3D worden bepaald. Aangezien het onderlinge ver band tussen de prisma's bekend is, levert dit de eerste drie overtalligheden op. De 3D-positie van het element kan na melijk worden berekend uit de X,Y,Z van prisma 1de X,Z of Y,Z van prisma 2 en de Z van prisma 3. Bovendien wor den de langs- en dwarshelling van het tunnelelement ge meten, beide ook overtallige metingen. Naast de overtalligheid in waarnemingen is er ook nog een overtalligheid in de apparatuur zelf. Van elk apparaat is een back-up aanwezig. 553 GEODESIA 2000-I2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2000 | | pagina 15