Gemeentelijk voorkeursrecht
Nieuwe kansen voor verbetering stads- en landinrichtingspraktijk?
GEODESIA
land management, municipalities, applications
grondbeleid, gemeenten, praktijk
KEYWORDS
TREFWOORDEN
Vroeg je tien jaar geleden aan je buurman of hij wist
waarover het kabinet Den Uyl in 1977 is gevallen, dan
wist hij dat waarschijnlijk niet. Nu zegt hij vermoedelijk
meteen: "de grondpolitiek", want tegenwoordig wordt
er weer flink gediscussieerd over de grondpolitiek en
het grondbeleid. Zo loopt er op dit moment een Inter
departementaal Beleidsonderzoek (IBO) Grondbeleid
en wordt er hard gewerkt aan de Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening. Een deel van die discussies is
gericht op de werking en de effecten van de in 1996
gewijzigde Wet voorkeursrecht gemeenten.
Op 30 november 1999 stond daarom tijdens een
expertmeeting van de NVG/WL-werkgroep POLIS
het gemeentelijk voorkeursrecht centraal. Biedt deze
wet nieuwe kansen voor verbetering van de stads- en
landinrichtingspraktijk?
De Wet voorkeursrecht gemeenten
(Wvg) is een uitbreiding van gemeen
telijk instrumentarium ten behoeve
van het grondbeleid (verwerving). In
1996 is de Wvg ingrijpend gewijzigd.
De aanleiding voor de wijziging van de
Wvg was gelegen in de Vinex-verstede-
lijkingsopgave en de veranderde posi
ties van gemeenten op de grondmarkt.
Met name in de stadsrandzone [1]
lopen de agrarische en stedelijke activi
teiten vaak door elkaar. Door onder
andere de gunstige economie en de
stijgende vraag naar woningen wordt
de druk van de verstedelijking de laat
ste jaren steeds groter. Steeds meer par
tijen (projectontwikkelaars, bouwers,
beleggers, enz.) zijn zich op de grond
markt gaan begeven om daar winst uit
te halen. Traditioneel gezien hadden
gemeenten een monopoliepositie in de
stadsuitbreiding en lagen er aan die
uitbreiding voornamelijk volkshuisves
tingsdoeleinden ten grondslag. Ont-
ir. D.A. Groetelaers
promovenda grondbeleid,
afdeling Geodesie TU Delft,
en ir. E.J. Kleingeld, projectleider
Seinpost Adviesbureau.
wikkelaars, bouwers en beleggers investeren echter in eerste
instantie om continuïteit van hun eigen bedrijf te waar
borgen.
De verandering van de positie van overheid en marktpar
tijen ten opzichte van elkaar heeft belangrijke gevolgen
voor het grondbeleid. Nu hebben marktpartijen op veel
locaties grondposities verworven en spelen meer dan voor
heen reeds van meet af aan een grotere rol in de locatie-ont
wikkeling. Voor gemeenten betekent dit dat zij, al dan niet
gedwongen, niet meer dé ontwikkelende partij zijn, maar
één van de partijen met middelen om een locatie te ontwik
kelen. Hierdoor ontstond de vrees dat de Vinex-verstede-
lijkingsopgave in het gedrang zou komen. Vanuit met
name de gemeenten werd al snel aangedrongen op een
beter grondbeleidsins trumentarium
In juli 1996 trad de gewijzigde Wvg in
werking. Vanaf dat moment hebben
gemeenten de mogelijkheid om gron
den, die nodig zijn voor de realisatie
van stedelijke vernieuwing of stadsuit
breiding, aan te wijzen als gronden
waarop een voorkeursrecht geldt. Als
een eigenaar in het aangewezen gebied
zijn onroerend goed wil verkopen, zal
hij in eerste instantie de gemeente als
eventuele koper moeten benaderen.
Pas als de gemeente afziet van koop, is
de eigenaar vrij om zijn onroerend
goed aan derden te verkopen. Omdat
een voorkeursrecht de mogelijkheden
van verwerving vergroot, kunnen ge
meenten eenvoudiger een actief
grondbeleid voeren.
Uit deze korte beschrijving lijkt het of gemeenten altijd en
overal een voorkeursrecht kunnen vestigen, maar dat is niet
het geval. Sinds 1985 was het voor gemeenten al mogelijk
om een voorkeursrecht te vestigen voor stadsvernieuwings
doeleinden. Van die mogelijkheid is tot 1996 maar door elf