de kaartvaardigheden kaartlezen, kaartanalyse en kaart-
interpretatie toepassen;
luchtfoto's en kaarten met elkaar vergelijken;
belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een
kaart lokaliseren (topografie)."
Aangezien het hier gaat om de eerste leerjaren van het
voortgezet onderwijs, betekent dit dus dat dit het basis
niveau is dat alle leerlingen moeten beheersen! De rest van
dit artikel heeft betrekking op de onder het derde punt ge
noemde kaartvaardigheden.
Onderzoek
Aan de universitaire lerarenopleiding van de Vrije Universi
teit is door diverse onderzoekers aandacht besteed aan het
leren verwerven van kaartvaardigheden. Het zal duidelijk
zijn dat deze groep onderzoekers een andere invalshoek
heeft dan veel van het onderzoek rond kaarten dat door
geodeten en kartografen wordt gedaan. De centrale vraag
van deze onderzoeksgroep is didactisch van aard. Het on
derzoeksprogramma omvat onderzoek naar kennisverwer
ving in complexe domeinen, waarbij drie componenten
werden onderscheiden:
de aard van de leerinhouden en de wijze waarop deze
worden gepresenteerd;
de wijze waarop de leerinhouden door de leerlingen wor
den verwerkt;
de wijze waarop de docent de onderwijsleersituatie
structureert en begeleidt.
Kort samengevat komt het neer op: wat moet ik doen om er
voor te zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen de gestelde
leerdoelen ten aanzien van het verwerven van kaartvaardig
heden bereiken?
De resultaten van het VU-onderzoek laten zien dat, naar
mate meer complexe kaartvaardigheden worden vereist,
leerlingen daar meer moeite mee hebben (tabel 1). Het iden
tificeren van gebieden, kenmerken van gebieden en objec
ten levert voor de meeste leerlingen geen problemen op.
Het classificeren van (kenmerken van) gebieden wordt al
door minder leerlingen beheerst. Het ontdekken van sa
menhangen op een kaart wordt slechts door een zeer klein
deel van de leerlingen beheerst [2]. Dit effect treedt zowel
op bij leerlingen van de brugklas als van de derde en vierde
klas van het voortgezet onderwijs [3]. Als we kaarten gebrui
ken in een GIS, dan zal het vaak juist bij de analyse om deze
activiteit gaan. Het zal duidelijk zijn dat het daarom van
groot belang is dat leerlingen juist deze vaardigheid ver
werven. Dat deze vaardigheid voor iedereen nuttig is, illus
treert het voorbeeld in het kader 'Rustig gelegen woning'.
Rustig gelegen woning
In een Zwolse nieuwbouwwijk kochten mensen een huis
op grond van de tekening. Het huis voldeed aan hun
eisen qua grootte, indeling en tuin. Toen zij in juli hun
huis betrokken, was er nog niets aan de hand. Maar in
begin september paniek! Over het 'rustige' voet- en fiets
pad voor hun deur kwamen per dag duizenden studen
ten langs. Een goede analyse van de bestemmingsplan-
kaart had hun de schrik en ergernis kunnen besparen.
Het huis lag aan de enige verbinding tussen het station
en de hogeschool. Einde van het verhaal: het huis is weer
verkocht, de mensen zijn vertrokken.
gebieden: weergave als een regio
met bepaalde kenmerken/eigen
schappen (bevolkingsdichtheid,
neerslag, hoogteligging);
lijnen: weergave van interactie bin
nen een ruimtelijk systeem (ver
keer, migratie, transport).
Resultaten: de voortoets
Op basis van de twee hiervoor genoem
de aspecten, type kaartvaardigheid en
de inhoud van de kaart, werd een toets
opgesteld om te meten hoe succesvol
leerlingen waren in het beantwoorden
van vragen over deze kaarten (tabel 1).
kaart ha
Eén van de taken
'kaartvaardigheid
en kaartinhoud'.
Kaartinhoud
Naast de onderscheiden vaardigheden (denkhandelingen)
speelt ook de inhoud van de kaart een rol, dat wil zeggen de
aard en vorm waarin verschijnselen worden weergegeven.
Daarbij gaat het om de drie geometrische begrippen, pun
ten, lijnen en vlakken. In dit kader werden deze geometri
sche begrippen als volgt gehanteerd:
puntenweergave van objecten (steden, fabrieken, water
bronnen);
Fig. 3
Vraag 4 Hoe heb je dit vraagstuk opgelost? Als je dat niet precies meer weet denk dan eens
goed na over de volgende vragen: wat heb je het eerst gedaan? Wat heb je allemaal gezien
op de kaart?
Antwoord:
Vergelijk nu je antwoorden met de goede antwoorden. Daarna kun je kiezen uit drie mogelijk
heden:
1. Deze vraag gaan we stap voor stap nog eens bekijken. Kies dan hulpvraag 11B.
2. Je wilt nu eerst een minder moeilijke opdracht maken. Kies dan een A-vraag met een
lager nummer.
3. Je wilt nu een moeilijker opdracht maken. Kies dan een A-vraag met een hogei
nummer.
Aantal bussen per dag
Bejaarden tehuis
Gebied met meer
dan 1Q-QOQ inwoners
Busonderneming de Noord-Oosthoek wil buslijnen openen naar meer gebieden in de omgeving
van Markstad. Er is geld om naar iwee gebieden een nieuwe buslijn te openen, maar naar
welke twee?
Vraag 1 Naar welke twee ge
bieden zou jij een
nieuwe buslijn ope
nen?
Antwoord: Naar gebied.en
gebied
Vraag 2 Hoeveel bussen per
dag zou jij laten rijden
naar deze gebieden
Antwoord: Naar gebied.laat ik.
bussen per dag rij
den.
Naar gebied.laat ik.
bussen per dag rij
den.
Vraag 3 Waarom laat je juist
die aantallen bussen
rijden?
Antwoord: Naar gebied.omdat
Figuur 5.4 Opgave op niveau 11
Naar gebied.omdat
Markstad en omgeving 0
GEODESIA 2001-1