De training Resultaten: de natoets Goeie grond Identificeren Classificeren Relaties leggen Alleen punten en vlakken 61,0 76,0 34,0 Punten, vlakken en lijnen 9,8 12,7 10,8 schijnselen op de kaart. In fig. 3 is een voorbeeld opgenomen van het type leertaken dat in de training was opge nomen. Zoals hiervoor al is aangegeven, heb ben leerlingen moeite met de meer complexe kaartvaardigheden. Ook de inhoud van de kaart is duidelijk van invloed op de resultaten. Kaarten waarop lijnen in verschillende dikte staan aangegeven, die de mate van in teractie weergeven, geven leerlingen grote problemen. Uit nadere analyse blijkt dat leerlingen erg veel moeite hebben de factor afstand te zien als een kenmerk dat van invloed is op de hoeveelheid interactie tussen gebie den en/of plaatsen (zie bijvoorbeeld het kader 'Goeie grond'). Als leerlingen moeten verklaren waarom een be paald verschijnsel zich ergens voor doet, dan hebben ze de neiging zich te beperken tot de in dat gebied aanwezi ge verschijnselen of kenmerken [4], Nu is de constatering dat leerlingen weer eens iets niet kunnen een typi sche onderwijzersklacht. De vraag is of ze datgene wat ze niet beheersen, kun nen leren. Daarom werd er in het ka der van dit onderzoek een trainings programma ontwikkeld met vijftien taken gebaseerd op de twee aspecten: kaartvaardigheid en kaartinhoud. Elk van deze taken startte op het niveau van het ontdekken van de relaties op de kaart. Als de leerling die niet kon ontdekken, dan bestond de mogelijk heid door middel van het systematisch classificeren van verschijnselen die re laties te ontdekken. Als dat dan nog niet lukte, kon de leerling hulp krijgen door het identificeren van de ver- Tabel 1. Percentage goede antwoorden op de voortoets. Tabel 2. Percentage goede antwoorden op de natoets. De taken namen van 1 t/m 15 steeds toe ten aanzien van de complexiteit van de kaartinhoud. De eerste zeven taken hadden als in houd een toenemend aantal punt- en vlaksymbolen. De laatste acht taken kenden ook lijnsymbolen. De meest com plexe kaart bevatte twee soorten puntsymbolen die de aan wezigheid van vliegvelden en hoofdkantoren in vijftien lan den weergaf, twee soorten arceringen die de mate van wel vaart en het voorkomen van mist weergaven en tenslotte één type pijlen in drie diktes die de frequentie van de vlieg verbindingen aangaven. De training kende twee varianten. Eén waarbij de leerlin gen volgens een vaste volgorde de taken moesten uitvoeren (training 1), en een variant waarin ze zelf de volgorde van taken konden bepalen (training 2). Na deze training, die on geveer drie lesuren duurde, werd opnieuw gemeten op welk niveau de leerlingen presteerden. Tabel 2 geeft de situatie na de training weer. Ten opzichte van de uitgangssituatie is er sprake van een behoorlijke vooruitgang, zij het dat het werken met interactiepatronen nog steeds onvoldoende scoort. Een ander opvallend gege ven is dat leerlingen die zelf de volgorde van hun leertaken mogen kiezen, beter scoren dan leerlingen die volgens een logische vaste volgorde leertaken moeten maken [5]. Dit on derzoeksresultaat is in overeenstemming met ander onder zoek over leersequenties [6]. Identificeren Classificeren Relaties leggen training 1 training 2 training 1 training 2 training 1 training 2 Alleen punten en vlakken 96,6 99,0 91,9 95,2 68,6 71,6 Punten, vlakken en lijnen 35,9 46,1 35,0 40,3 32,6 34,2 Gezien de toename van grafische voorstellingen, waar onder kaarten, in de beeldcultuur van de 21e eeuw verdient het aanbeveling er zorg voor te dragen dat iedereen syste matisch getraind wordt om met dit soort symboolsystemen Een leraar aardrijkskunde vertelde eens het volgende ver haal. Bij de kaart van Corsica die leerlingen voorgelegd kregen, werd de vraag gesteld wat de reden was voor de lig ging van dorpen en stadjes. Veel leerlingreacties waren in de trant van: "Dat komt door de grond daar". De analyse dat de nederzettingen allemaal op enige afstand van de kust lagen en dat dit weieens te maken kon hebben met de voortdurende invallen van Etrusken, Grieken, Phoeniciers, Carthagen, Noormannen en Moren, werd niet gemaakt. Maar dit verschijnsel komt niet alleen bij kinderen voor. In de Volkskrant van 4 oktober 2000 werd onder de kop 'Brabant koestert olympisch wonder' onder andere aan de goudenmedaille-winnaressen Anky van Grunsven en Leontien van Moorsel gevraagd hoe het toch kwam dat er zoveel medailles door Brabanders waren gewonnen. Ook hun antwoord luidde: "Goeie grond". GEODESIA 2001-1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2001 | | pagina 25