J. H. Holsbrink,
lid Werkgroep
Geschiedenis
der Geodesie,
lid Fryske
Akademy.
Driehoeksmeting
sis van de kaarten van de atlas zouden
kunnen worden gebruikt, was niet on
logisch. Immers, de meeste op de mi
nuutplans van het Friese platteland ge
tekende lijnen stellen sloten, houtwal
len, wegbegrenzingen of oevers van
vaarten en meren voor. De samenvoe
ging van de verkleiningen van de mi
nuutplans zou plaatsvinden, zo luidt
het voorwoord van 1859, "met in
achtneming der groote en secundaire
driehoeksmetingen van den generaal
Krayenhof' [3], In het voorwoord van
de herdruk van 1970 wordt vermeld
"dat er gebruik is gemaakt van het ge
reedkomen van de triangulatie van de
baron Krayenhof" [4], Beide opmerkin
gen zijn niet onbelangrijk, want het
louter per gemeente aan elkaar breien
van verkleiningen van de kadastrale
minuutplans zou uiteraard geen kaart
van een voldoende homogene precisie
kunnen opleveren. Een eerste globale
conclusie zou kunnen zijn dat het geo
detische fundament van de dertig
kaarten van de Eekhoffatlas berust op
het gebruik van de elf Friese punten
van de oorspronkelijke driehoeksme
ting van Baron Krayenhof, zoals deze
in 1815 werd gepubliceerd in de Précis
Historique. Maar de eerste vraag is dan
wel wat de schrijver van het voor
woord van 1859 met het woord 'in
achtneming' heeft bedoeld.
Het is merkwaardig dat de start van de
productie van de Topografische en
Militaire kaart van Nederland enigs
zins parallel liep met de vervaardiging
van de kaarten van de Friese atlas [5],
Hoewel er al in 1820 initiatieven wer
den genomen om op basis van de
kadastrale minuutplans kaarten op
schaal 110.000 te maken, verdwenen
deze plannen toch van tafel. Eerst in
Een Fries part
van de Précis
Historique.
Gieten
1832 (een jaar voor Ritmeesters plan) werd door de Lands
regering het besluit genomen om een topografische en
militaire kaart te maken op schaal 150.000 (afgekort
TMK).
In oude tijden pleegde men afstanden tussen verschillende
plaatsen vaak uit te drukken in aantallen dagreizen. Op
oude kaarten vindt men soms de schaal uitgedrukt in uren
gaans. Een en ander suggereert geen grote nauwkeurigheid.
Voor het midden der achttiende eeuw bestond het geo-
detisch-astronomische fundament ten behoeve van de ver
vaardiging van kaarten meestal uit de bepaling van de
geografische ligging. Deze ligging werd bepaald door het te
land of ter zee opmeten van hoeken en richtingen, en uitge
drukt in graden, minuten en seconden van de verschillende
voor te stellen plaatsen.
Fragment
Eekhoffatlas
van Jorwert en
omgeving
(verkleind van
125,000 naar
1:50.000).
Het behoeft geen betoog dat de relatieve precisie van de
bepaling van deze punten niet erg groot was vanwege de
toen aanwezige beperkte kennis en het toen nog meer pri
mitieve instrumentarium. De precisie en betrouwbaarheid
van de lengtebepaling was door het ontbreken van precisie-
uurwerken voor het midden van de 18e eeuw nog niet erg
groot [6]. Eén minuut tijdsverschil bij het doen van waar
nemingen op twee standplaatsen geeft al een afwijking van
een kwart graad tussen deze punten. Dat betekent op onze
breedte al gauw een afwijking van zo'n twintig kilometer.
Klokken uit deze perioden hebben vaak al per week enkele
minuten tijdsverschil, nog afgezien van tijdsverschillen
die door het vervoer overzee of over land kunnen ontstaan.
Een fout in de bepaling van de geografische breedte van één
minuut betekent al een verschil van enkele kilometers. Het
bovenstaande is voor een deel de verklaring dat de voor
stelling van kusten, grenzen en plaatsen op oude kaarten
niet erg betrouwbaar is. Landmeters kwamen er bij metin
gen ten behoeve van de kaartvervaardiging in de middel
eeuwen en ook daarna veelal niet aan te pas [7]. In mijn ar
tikel over het Bergumerveen schreef ik dat de landmeters
zich beperkten tot het controleren van de breedten van het
veen. De (her)ontdekking van de methode van de driehoeks
meting was dan ook een uitkomst voor de vervaardiging
van nauwkeuriger kaarten op schaal. De landmeters kregen
er daardoor een nieuwe taak bij.
GEODESIA 2001-2