Gegevensverwerking en controle
loot met behulp van de navigatie-appa-
ratuur de voorgeprogrammeerde stro
ken vliegen.
Voor het tracé van de Betuweroute
is een vliegplan gemaakt met de
standaard-vlieghoogte voor laserscan-
vluchten van 850 m. Bij deze vlieg
hoogte is de strookbreedte 205 m. In
het vliegplan is gekozen voor een af
stand van 130 m tussen de vliegstro-
ken. Door deze keuze ontstaat een
overlap van 75 m tussen de vliegstro-
ken en wordt de kans op gaten in de
dekking geminimaliseerd. In totaal
zijn negentig stroken gevlogen.
Eind januari 1999 kwam de opdracht
binnen voor het vliegen met laserscan-
ning. De voorbereidende werkzaam
heden zijn direct gestart en de instru
menten werden operationeel gemaakt.
De operationele periode heeft geduurd
tot en met 16 maart 1999. De data-in
winning heeft uiteindelijk plaatsge
vonden in twee vluchten op 15 en 16
maart 1999. De vluchten zelf hebben
weinig problemen opgeleverd. Op 15
maart is het oostelijke deel van de Be
tuweroute gevlogen en op 16 maart
het westelijke deel. De vluchten kon
den vooral vanwege het weer niet eer
der in het voorjaar van 1999 worden
uitgevoerd.
De eerste stap in de constructie van het hoogtemodel is de
berekening van de DGPS-gegevens en de reconstructie van
het vluchtpad. Na de reconstructie van het vluchtpad wor
den door het synchroniseren van vluchtpadgegevens met
traagheidsnavigatie- (INS) en laserscanner-gegevens de
'footprints' met bijbehorende hoogtewaarde berekend in
het WGS84-stelsel. De WGS-punten worden getransfor
meerd naar Bessel 1841 en vervolgens naar RD-coördinaten.
Tenslotte wordt met de 'De Min'-geoïde de NAP-hoogte be
paald.
Fig. 2.
Knooppunt Gegeven de vluchtparameters in het vliegplan meet het
Gorinchem. TopoSys-instrument gemiddeld vier XYZ-punten per vier
kante meter. Deze vier hoogtemetingen worden geaggre
geerd tot één hoogtewaarde in een grid met een resolutie
van 1 m door het laagste van de vier punten te selecteren.
Deze procedure is voor het hele gebied toegepast. Het 1 m-
grid met hoogtewaarden wordt aangeduid als het ruwe
hoogtemodel.
Fig. 3.
Tracé van de
Betuweroute,
opgenomen gebied
en locatie GPS-
referentiestations.
In het verwerkingsproces van vluchtdata tot hoogtemodel
worden diverse controles uitgevoerd om de kwaliteit van
het uiteindelijke hoogtemodel te waarborgen. De belang
rijkste controles zijn:
bedekkingscontrole;
XY-controle;
Z-controle.
Fig. 1.
Laseraltimetrie.
Na de opdrachtverlening zijn ook voor
bereidingen getroffen voor het inrich
ten van de GPS-referentiestations.
Hiervoor zijn langs het tracé vijf loca
ties verkend. Uitgangspunt bij het zoe
ken van deze locaties is geweest dat
het vliegtuig altijd minder dan 20 km
verwijderd is van twee referentiesta
tions. Op deze manier is er altijd één
referentiestation beschikbaar als back
up. Deze referentiestations zijn op af
roep op de locaties geïnstalleerd en
hebben gedurende de vliegperiode
goed gewerkt met uitzondering van
het referentiestation Bemmel. Dit referentiestation heeft
geen bruikbare data kunnen ontvangen. De locaties van de
referentiestations staan aangegeven in fig. 3.
Rotterdam
Nijmegen
Arnhem
Laserdata
Referentiestation
Dordrecht
GEODESIA 2001-2