Daarnaast zijn de plots met verschil-isolijnen beoordeeld door de objectleiders van de Betuweroute in samenwerking met de projectleider van Grontmij Geogroep. Bij de beoor deling is gebruikgemaakt van de kennis en ervaring van de ontwerpleiders van de Betuweroute. Zij kennen de situatie ter plekke van het tracé van de Betuweroute zeer goed. De belangrijkste conclusie is dat de verschillen tussen het foto- grammetrische DTM en het laser DEM acceptabel zijn. Op de plots is te zien dat nogal opvallend grote maaiveld- verschillen aanwezig zijn op een aantal typische locaties. Deze verschillen zijn redelijk eenvoudig te verklaren. Typi sche locaties waar maaiveldverschillen optreden zijn: sloten: verkeersknooppunten; dijken; bomen en struiken; geluidsschermen en kunstwerken. In bijna alle gevallen gaat het om scherpe hoogteverande ringen en dan komt al snel de slechte positie-informatie van het laser DEM om de hoek kijken. Bij een talud van 1 op 1 zal een fout in de positie van een 50 cm ook een fout in de hoogte introduceren van 50 cm (te hoog of te laag). Daar naast is de filtering van het laser DEM niet volledig fout loos. Het laser DEM zal altijd kleine objecten zoals kleine bomen (kleiner dan 2 m) en struiken bevatten. De laser heeft signaal terug ontvangen van deze objecten en veron derstelt dat het maaiveld hoger ligt. Veel maaiveldverschil len kunnen door deze factoren worden verklaard. Deze introduceren eigenlijk een interpolatiefout. De rest van de maaiveldverschillen kan worden verklaard door mutaties van het maaiveld. Het maaiveld kan zodanig veranderd zijn tussen de fotovlucht en de laservlucht, dat het in eerste instantie niet opvalt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij (ar cheologische) afgravingen, aanleg van rijwielpaden en het omleggen van sloten. Verder heeft de operator een analyse uitgevoerd, waarbij zeer intensief en nauwgezet gekeken is naar het fotogrammetrische DTM en het laser DEM, en het verschil. Bij deze analyse zijn naast de hiervoor genoemde interpolatiefouten en maaiveldverschillen ook huizen en schuren gedetecteerd, die verdwenen of opgericht zijn. De verschilberekening kan niet alleen worden gevisuali seerd middels plots van verschil-isolijnen, maar ook mid dels een statistische vergelijking. Het maaiveld van het foto grammetrische DTM wordt vergeleken met het maaiveld van het laser DEM. De punten uit het fotogrammetrische DTM worden geprojecteerd op het laser DEM. Het resultaat zijn duizenden verschillen die kunnen worden uitgezet in een histogram. Fig. 5. Histogrammen van maaiveldverschillen (twee locaties). In fig. 5 worden twee histogrammen als voorbeeld gepresenteerd. Verspreid langs het tracé van de Betuweroute zijn stukken van 2 km lengte gedefi nieerd. Alle punten van het fotogram metrische DTM op maaiveldniveau binnen deze stukken worden gepro jecteerd op het laser DEM en kunnen worden uitgezet in een histogram. Het aantal punten op maaiveldniveau per stuk van 2 km kan behoorlijk variëren. Histogram 5a bevat 3600 punten en histogram 5b bevat 7100 punten. Tabel 3. Karakteristieken maaiveldverschillen. Het gemiddelde verschil van de histo grammen ligt dichtbij 0 cm. Dit bete kent dat gemiddeld genomen het foto grammetrische DTM goed aansluit bij het laser DEM. De standaardafwijking van 20 a 25 cm ligt in de lijn der ver wachting, als men aanneemt dat zo wel het laser DEM als het fotogramme trische DTM een standaardafwijking heeft van 15 cm. Daarbij komt nog dat grote verschillen, bijvoorbeeld van één meter, de standaardafwijking negatief beïnvloeden. Grote verschillen van een meter zijn wel meegenomen in de be rekening van het gemiddelde en de standaardafwijking. De twee gegeven voorbeelden van histogrammen zijn representatief voor de rest van de Betu weroute. Een aantal andere stukken is op dezelfde wijze geanalyseerd, maar die geven geen significante afwijkin gen te zien ten opzichte van boven staande histogrammen. Conclusies de kwaliteit van het laserhoogte- model wordt vooral bepaald door de nauwkeurigheid van de positiebe paling van het vliegtuig. Een goede positiebepaling met behulp van GPS is van essentieel belang. Om dit te bevorderen dient de afstand tot één van de referentiestations maximaal 20 km te bedragen; Resultaten Statistische vergelijking maaiveld Fig. 5a Fig. 5b Aantal punten 3.600 7.100 Gemiddelde verschil 1 cm 2 cm Standaardafwijking 22 cm 25 cm Minimale verschil -99 cm -167 cm Maximale verschil 126 cm 364 cm LASER-FOTO (5a) LASER-FOTO (5b) Verse h il 1200 1000 GEODESIA 2001-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2001 | | pagina 30