4
s
f
V
N
r*
"W-
c
Universele Transversale Mercatorprojec
:ie (UTM)
3° OL
6° OL
-
-
l
->
-
-1
-
--
-
n
-
1
1
-
-
Y
5T
4
-
L
ai
pr
f,
-
De UTM-lcaartprojectie is een bijzon
dere toepassing van de in 1772 door
J.H. Lambert (1728-1777) ontworpen
en in de negentiende eeuw door C. F.
Gauss (1777-1855) en L. Krüger (1857-
1923) verder uitgewerkte transversale
Mercatorprojectie. De transversale
Mercatorprojectie is een conforme
transversale cilinderprojectie die
vooral geschikt is voor afbeeldingen
van niet al te brede meridionale zo
nes. Het 'universele' karakter van de
UTM-projectie is gelegen in de syste
matische rangschikking van de pro
jectiezones. De aardbol kan worden
opgedeeld in zestig zones die ieder 6
lengtegraden breed zijn (fig. 2). De
zones worden in oostwaartse richting
genummerd van 1 tot en met 60, ge
teld vanaf de datumlijn. Nederland
ligt zodoende in twee zones, namelijk
zone 31 die begrensd wordt door de
meridianen 0° en 6° OL, en zone 32
die op haar beurt wordt begrensd
door de meridianen 6° en 12° OL
(fig. 3). Om geen ongewenste spron
gen te krijgen worden de UTM-coördi-
naten van punten in Oost-Nederland
meestal ook voor zone 31 berekend.
Door de convergentie van de meridia
nen worden de zones naar de polen
toe steeds smaller. Voor de poolstre
ken is de UTM-projectie zodoende
niet erg geschikt. UTM-coördinaten
worden daarom gebruikt tussen 84°
NB en 80° ZB. Voor de poolstreek
wordt de zogenaamde Universele Po
laire Stereografische projectie (UPS)
gebruikt.
Fig. 2. Schematische voorstelling van de
Universele Transversale Mercatorprojectie.
In UTM worden de noord-coördinaten
gerekend vanaf de equator (Northing)
en de oost-coördinaten vanaf de cen
trale meridiaan (Easting), waarbij van
de centrale zone-meridiaan de Eas-
ting-coördinaat 500.000 m draagt. Dit
wordt gedaan om negatieve coördina
ten te vermijden. Op het zuidelijk
halfrond telt men bij de Northing ook
een constante op (10.000.000 m) ter
voorkoming van negatieve getallen.
Om afstandsvervormingen aan de
randen te beperken wordt de centrale
meridiaan met een vergroting van
0,9996 afgebeeld. Het gevolg hiervan
is dat de transversale cilinder het bol-
of ellipsoïdisch oppervlak snijdt in
plaats van er aan te raken.
Het UTM-systeem is oorspronkelijk
ontworpen voor militair gebruik,
maar wordt in toenemende mate ook
voor civiele doeleinden toegepast.
Voor de UTM-projectie werd binnen
Europa tot voor kort uitgegaan van
het Europese referentiesysteem ED50,
in combinatie met de 'Internationale
ellipsoïde van 1924'. Om de uitwisse
ling van kaartgegevens wereldwijd te
vereenvoudigen, heeft de NAVO beslo
ten de coördinaten te baseren op het
wereldwijde WGS84-systeem in plaats
van op het continentale ED50-sys-
teem. Sinds 1995 vervaardigt de Topo
grafische Dienst dan ook topografi
sche kaarten die naast het vertrouw
de nationale coördinatenstelsel van
de Rijksdriehoeksmeting ook zijn
voorzien van het bovengenoemde
UTM-WGS84 coördinatensysteem [1],
Het voordeel van topografische kaar
ten die zijn voorzien van een dergelij
ke UTM-WGS84 schaal is dat de met
behulp van GPS bepaalde coördinaten
meteen aan de kaart kunnen worden
gerelateerd zonder dat men de trans
formatie tussen het mondiale en het
nationale referentiesysteem behoeft
te kennen.
Voor de berekening van UTM-coördi
naten uit gegeven ellipsoïdische coör
dinaten (<p, X) wordt verwezen naar [4]
en/of [11]. Bij het gebruik van UTM-
coördinaten moet altijd goed worden
aangegeven aan welk stelsel zij refere
ren, ED50 of WGS84. Het verschil tus
sen beide systemen bedraagt lineair
ongeveer 225 m. Formules voor de
transformatie van RD-coördinaten
naar UTM-ED50 worden onder andere
gegeven in [11].
Fig. 3.
Mondiale UTM
zoneverdeling.
jf
x
31
£3s
37
ï-!.
r7"
T
s
'v
sr.
w
"Y
-
u
V
»v
Sa
r
r
r
V
T
f3"
f.
J
,S
"51
l,
s
t
U
r~ T
'L
Ï-
R
H
J-
k
X
i
Q
O
nV
7^
y
1.
P
Ï1
P-
Y
l
h:
7
A
IN
2
3
4
5
6
7
8
.0
1.
12
13
,4
15
16
17
.8
20
22
23
24
23
26
27
28
iïlt
3l'0
33 3
4 33 3
6; 37
S*
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
n
31 3
53
33
56
57
58
59
60
M
3
V
M
•i
V"
L
K
u
K
c
V
j
J
H
•L.
G
G
F
F
E
E
0
D
Z
IC
2
3
'j
fit
8
10
13
13
16
1"
19
20
21
22
23
24
23
26
2T
28
29
30C
31
33
14 33
2M. m
16 37
38
39
40
41
42
43
i
43
46 J 47
t wc
48
49
30
51
2 53
35
56
57
59
60
GEODESIA 2001-2