Artikel 26 jurisprudentie Uit de Nota naar aanleiding van het v NIEUWEGEIN 030 606 15 55 Visser Smit Hanab werkelijk juridisch wordt geleverd. De ontwikkelaar realiseert vervolgens de bestemming. Meestal draagt de eige naar geen risico voor de ontwikkeling en wordt hem een van tevoren vast gesteld winstaandeel gegarandeerd. Vaak wordt bij het afsluiten van de overeenkomst een voorschot op dat winstaandeel uitbetaald, zoals bijvoor beeld in de constructie tussen een grondeigenaar en een ontwikkelaar (Oostveen) op de locatie Leidsche Rijn [1]. Onder grondeigenaren, ontwikke laars en andere gegadigden werd zelfs al snel 'reclame' gemaakt voor de mo gelijkheden om het voorkeursrecht te ontduiken. Zo stond bijvoorbeeld in het tijdschrift van de vereniging VNO- NCW een artikel met de titel 'Hoe ont komt u aan gemeentelijk voorkeurs recht?', waarin wordt uitgelegd dat een grondeigenaar zijn grond econo misch kan leveren aan een projectont wikkelaar, die vervolgens de bestem ming realiseert (zie tekstkader 'Uit Forum'). Uit de wetsgeschiedenis lean echter worden afgeleid dat er geen bezwaar bestaat tegen overeenkomsten die tot doel hebben de door de gemeente ge wenste bestemming te realiseren. In de schriftelijke reactie van de minister op het verslag van de behandeling van het wetsvoorstel door de kamer commissie voor VROM staat letter lijk dat er niets op tegen is dat particu liere grondeigenaren de bestemming verwezenlijken (zie tekstkader 'Uit de Nota'). Er valt ook uit op te maken dat er geen bezwaar tegen bestaat als de grondeigenaar voor het realiseren van VINEX-locatie Leidsche Rijn. Op deze locatie volgt nog een uitspraak van de Hoge Raad. Nota n.a.v. het ver- slag, Tweede Kamer, vergaderjaar 1995- 1996, 24 235, no. 5, p. 16. 2) Tweede Kamer, vergaderjaar 1997- 1998, Aanhangsel van de Handelingen no. 1116, vragen van het lid M.M. van der Burg. de bestemming hulp inroept van een derde partij. De ge meente kan in beide gevallen via een aantal andere instru menten toezicht houden op de wijze waarop de ontwikke ling plaatsvindt. In de nota staat echter ook dat het realise ren door andere partijen dan de gemeente niets afdoet aan de regiefunctie van de gemeente. Ook in het antwoord van de Minister van VROM op kamervragen, die gesteld waren naar aanleiding van het eerder genoemde artikel in het opi nietijdschrift van VNO-NCW, wordt nogmaals bevestigd dat er geen bezwaar bestaat tegen constructies die tot doel heb ben de bestemming te realiseren 2). De wetsgeschiedenis is op dit punt echter niet altijd even duidelijk. Enerzijds wordt benadrukt dat het uiteindelijk gaat om het tijdig re aliseren van de bestemming, waarbij het niet uitmaakt wie dat dan doet. Anderzijds wordt er ook gezegd dat de Wvg tot doel heeft de verwervingsmogelijkheden van gemeen ten te vergroten om bijvoorbeeld een integrale en meer evenwichtige ontwikkeling van de locatie te krijgen. In het laatste geval zouden zelfrealisatieconstructies dus niet erg welkom zijn. Op grond van artikel 26 van de Wvg kunnen gemeenten dus de nietigheid inroepen van overeenkomsten die de kenne lijke strekking hebben afbreuk te doen aan het belang van de gemeente bij haar voorkeurspositie. Vanaf het moment dat er ontwijkingsconstructies ontstonden, zijn verschillen de gemeenten op basis van dit artikel de juridische strijd aangegaan met de grondeigenaren en ontwikkelaars. Dit moest ook wel, want gemeenten moeten binnen acht weken na kennis te hebben genomen van het bestaan van Uitgangspunt van het onderhavige wetsvoorstel tot wij ziging van de Wvg is echter dat er in principe niets op tegen is dat particuliere grondeigena ren de (gewijzigde) bestemming ver wezenlijken. Via de vergunningen stelsels van onder andere de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wo ningwet houdt de gemeente zicht op de wijze waarop die verwezenlijking plaatsvindt. De eigendomsverhou ding staat daar buiten. Indien de juridisch eigenaar de reali sering van de nieuwe bestemming niet zelf ter hand wil of kan nemen, maar daarvoor een derde te hulp roept en deze laatste een zekerheids telling verlangt door middel van een persoonlijke verbintenis zoals een economische eigendomsoverdracht, doet dat niet af aan het gemeentelijk toezicht. Aan de zakenrechtelijke eigendoms verhoudingen verandert niets. Indien de 'economisch eigenaar' na de reali sering van de bestemming de grond en de daarop gebouwde opstallen aan derden wil verkopen en leveren, zal de (oorspronkelijke) juridische eige naar zijn medewerking moeten verle nen ten behoeve van de overschrij ving in de openbare registers. Op dat moment zal op de eerste plaats moeten worden bezien of de gemeente nog van haar voorkeurs recht gebruik zal kunnen maken; im mers het is dan zeer goed mogelijk dat de bestemming waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd, inmid dels al gerealiseerd is conform het be stemmingsplan. Is dat het geval, dan is een der criteria voor vestiging van het voorkeursrecht weggevallen en dient dit recht zelf te vervallen. GEODESIA 2001-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2001 | | pagina 19