°<y <x\ n Q u 7 o a X /X J Precisie per gebied Resultaten nieuw object in de kaart ^opstelpunt a. sy b-J /S ^7 voor de kaart. De resultaten van de Stermeting. nieuwe meting confronteer je met ge gevens in de kaart. Omdat de precisie van de stermeting goed bekend is, kun je uit de verschillen de precisie bepa len. Het voordeel van stermetingen is dat je een uitstekend beeld krijgt van de precisie (de precisie valt nauwkeu rig te bepalen) en dat je de precisie kunt bepalen in welk gebied je maar wilt. De hoge kosten zijn echter een groot nadeel. Het is te kostbaar om in geheel Nederland allerlei stermetin gen te gaan uitvoeren. Toetsgegevens na mutatiemetingen In dit onderzoek is gekozen om ge- Homogene bruik te maken van de toetsgegevens gebieden. van een mutatiemeting in de kaart. Deze meting wordt aangesloten met behulp van punten uit een bestaande GBKN/Kadastrale Kaart (vaak hoeken van huizen e.d.). Tijdens deze aanslui ting wordt een F-toets uitgevoerd, die een indicatie geeft van de precisie van de desbetreffende aansluitingspunten en dus ook van de harde topografie van de desbetreffende kaart. De waar de van de eerste F-toets (na verwijde ring van blunders in de meting) is be- Tabel 1. palend voor de precisiebepaling. Op Voorbeeld met deze wijze is het dus eenvoudig om na waarden voor elke aansluitingsmeting een precisie- de precisie waarde te krijgen voor het betreffende per kadastraal gebied. In feite zijn dit kleine sterme- bijblad. tingen die echter alleen worden uitge voerd op plaatsen waar zich mutaties voordoen. De relatief lage kosten van deze methode zijn het grote voordeel. Bestaande gegevens (de aansluiting moet toch gebeuren) worden met deze methode efficiënter gebruikt, zodat er inzicht komt in de precisie na aan sluiting. Nadeel is dat je afhankelijk bent van de gebieden waarin mutaties plaatsvinden en dat de metingen weinig punten bevatten om een echt goede uitspraak te mogen doen over de precisie. Echter, de toetsgegevens blijven komen, zodat je in de loop der tijd een steeds beter bestand met precisie-informatie krijgt, zowel qua meetgegevens als qua dekking over het land. Vooralsnog wordt gekozen om de precisie per kadastraal bijblad op te slaan, omdat deze bladen vrij homogeen zijn qua precisie. Wel moet worden opgepast voor overhaaste conclusies. Indien er bijvoorbeeld maar één precisiewaarde aanwezig is in een kadastrale gemeente en deze is slecht, dan is de conclusie dat de precisie in deze gemeente onvol doende is, onbetrouwbaar. Om een betrouwbare conclusie te trekken omtrent de precisie, dienen er per kadastraal bij blad meerdere metingen te zijn geweest. De toetsgegevens van een mutatiemeting wordt omgezet naar één precisiewaarde (zie kader). Per kadastraal bijblad worden deze precisiewaarden vervolgens opgeslagen. In dien er in een kadastraal bijblad meerdere waarden zijn, worden deze gemiddeld, zodat per bijblad één precisie waarde wordt opgeslagen. Bij grote verschillen tussen de precisiewaarden binnen één blad kan blijken dat het blad Kad. Sectie Blad Aantal Precisie gemeente Mutatiemetingen (parameter a) AQROO A 6 1 18 AQROO A 7 4 24 AQROO A 8 2 12 AQROO A 9 3 12 AQROO A 10 2 14 AQROO A 11 0 AQROO A 12 0 AQROO A 13 3 32 AQROO A 14 1 29 AQROO A 15 4 24 GEODESIA 2001-10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2001 | | pagina 17