METING 1
Metingen met het schip
in het droogdok
Puntnummer
X
Y
Z
prismal
-2,484
-20,997
2,428
prisma2
-6,434
-10,565
-0,333
prisma3
-5,187
8,411
-0,445
pri^ma4
4,578
17,711
0,412
PUNT7
12,104
-7,948
5,024
PUNT8
12,065
-13,652
5,013
PUNT9
14,886
-8,067
5,234
PUNT10
14,424
-13,743
5,172
Multibeam hoekt
13,675
-15,125
0,651
Multibeam hoek2
13,664
-15,376
0,646
Multibeam hoek3
14,056
-15,146
0,672
Multibeam hoel<4
14,045
-15,397
0,667
STANG
13,592
-15,279
4,668
stationO
0,000
0,000
0,000
stationl
18,371
-1,551
1,711
station2
18,335
-23,970
2,295
station3
5,853
-24,611
2,363
13,762
-10,936
0,686
Mid
P7 P9
13,495
-8,008
5,129
Mid P8 P10
13,245
-13,698
5,093
plaatsvonden, assenstelsel Al. De op
metingen werden gedaan met vier to
taalstations die verbonden waren met
één computer. Het aan de Universiteit
Gent ontwikkelde programma LPZ ver
werkte de hoek- en afstandswaarne
mingen van de verschillende totaalsta
tions met de methode der kleinste
kwadraten om zo in real time de coör
dinaten van de opgemeten punten te
verkrijgen. Er werd gewerkt met vier
referentieprisma's om de positie van
de stations via achterwaartse insnij
ding in eenzelfde assenstelsel te bepa
len. De waarnemingen zijn terug te
vinden in tabel 1.
Bepaling van de coördinaten
van de referentieprisma's
De opstelling van stations en referen
tieprisma's dient op voorhand te wor
den uitgedacht om een zo gunstig
mogelijke configuratie te bewerkstelli
gen. Daarbij gelden dezelfde regels en
principes als in de gewone topografie,
waarbij de viseerlijnen elkaar onder
een gunstige hoek moeten snijden op
dat de coördinaten van de geviseerde
punten goed te bepalen zouden zijn.
Omwille van plaatsgebrek in een
droogdok is dit echter niet altijd evi
dent. De opstelling van de referentie
prisma's en -stations is weergegeven in
fig. 5.
Tabel 1.
Waarnemingen in
het droogdok.
Het bepalen van de coördinaten van de vier referentie
prisma's gebeurde door middel van afstandmetingen uit zo
veel mogelijk van de vier totaalstations. Elk prisma werd
door minstens drie totaalstations gemeten. De standaard
afwijking van de z-coördinaat van alle referentieprisma's
ligt tussen 0,4 en 4 mm. De grotere afwijking op sommige
prisma's wordt verklaard door de configuratie van de sta
tions en de aard van de metingen. Uit de afstandmetingen
vanuit drie verschillende punten kan de positie van het ge
viseerde punt worden bepaald door het snijpunt te bereke
nen van de drie sferen met centra in de opstelpunten en als
straal de opgemeten afstand (normaal gezien zijn er dan
twee oplossingen, maar één ervan kan meestal als irrele
vant worden aangeduid). Om een precies gedefinieerd snij
punt te verkrijgen, moeten deze sferen elkaar snijden on
der een hoek die zoveel mogelijk een rechte hoek benadert.
Prisma's 3 en 4 liggen echter ver verwijderd van zo'n ideale
configuratie: viseerlijnen vanuit de opstelpunten snijden
elkaar onder een zeer scherpe hoek (fig. 5), en dus resulteert
een kleine fout op de waargenomen afstand in een relatief
grote fout op de berekende positie van het punt.
Ter controle werd met een vijfde totaalstation, dat niet
werd aangestuurd via de computer, een vrije stationering
uitgevoerd. Via afstandmetingen werden nog eens alle
punten gemeten die ook met het programma LPZ gemeten
waren. Daaruit bleek dat X, Y en Z telkens een positieve af
wijking van 1 cm vertoonden. Dit is een rechtstreeks gevolg
van het feit dat de coördinaten van de prisma's, die voor de
vrije stationering werden gebruikt, werden bepaald in de
hierboven geschetste situatie. De configuratie van stations
Fig. 5.
Referentieprisma's
en -stations rond het
schip in het
droogdok.
prismo.4
prismo.3
prlsna2
prismal
Statio
antewie
Stationl
Station3
Stations
GEODESIA 2002-1