zeewaardigheid van het plan werden van verschillende kanten besproken. De stemming was voorzichtig belang stellend. En vervolgens verstreek de tijd en geschiedde een geluid loze implosie - die door het grote Niets werd gevolgd. Het is intussen tweeënhalf jaar na dato. Daarom lijkt me een goede gedachte nu te analyseren waarom het project, dat aanvankelijk redelijk positief werd ontvangen in tweede en derde instantie in 'thin air' verdampte. Ik probeer daarbij niet de vinger naar mogelijke schuldigen te wijzen. Bij elke wijsvinger die wordt uitgestoken, zo gaat het gezegde, wij zen tenminste drie andere vingers naar de afzender. Maar ik noteer de zaken zoals ik ze heb ervaren. In een poging een vinger te krijgen achter de verborgen mechanismen van een voorlopig 'schitterende mislukking'? Veelal wordt gedacht dat voor dit soort projecten de technische haal baarheid de beperkende factor is, maar hier blijkt dat de onderstaande psychologische, organisatorische en politieke aspecten veel belangrijker te zijn geweest. 1) De 'zeewaardigheid' van het plan. Presentatie van Am sterdam op internet in de geest van het bovengenoemde projectplan zou naar mijn mening flink wat werk en kapi taal kosten (enkele miljoenen guldens), maar wel voor Amsterdam en Nederland gouden eieren voortbrengen in publiciteit en vreemdelingenverkeer. Dat inzicht, dat ik overigens nog steeds onderschrijf, werd blijkbaar niet gedeeld. 2) Jaarbudget. Elk museum en elke (gemeentelijke) instantie is een klein financieel koninkrijk. De betrokken partijen hebben te maken met een jaarlijkse horizon die bepaald en inge toomd wordt door een goedgekeurd jaarbudget. In veel institutionele jaar budgetten werd in de periode 1998- 1999 reeds gesneden via de kaasschaaf methode. In een dergelijk klimaat wordt de boterham niet dik besmeerd en belegd. 3) Interne reorganisaties. Een aantal instanties was in een fase van transitie. In het Joods Historisch Museum vond een wisseling van directeur plaats. Het Rembrandthuis en het Amsterdams Historisch Museum waren middenin een grootscheepse verbouwing en za gen overigens wel een groeiende toe komst voor gebruik van historische visualisaties binnen hun museum. Bij NewMetropolis lag het gevaar van Contacten met instanties in Amsterdam Na de eerste contacten met de VW Amsterdam en het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT) werd een reeks van instanties benaderd. Ook het gemeentelijk Bureau voor Informatiemanagement Amsterdam (BIA) zag toekomstmoge lijkheden voor het plan. Er vond een uitwisseling van e- mails en daarna een oriënterend gesprek plaats waarin ik ter plekke werd bijgespijkerd over de mogelijkheden van de lokale GIS-structuur. Een punt van zorg was de beschik baarheid van de GIS-ondergrond en de koppeling van be staande databestanden die beide in eerste instantie met overheidsgeld waren opgebouwd. Op dat punt begon de schoen, die deels commercieel was waar het de jaren 2000/2001 betrof, reeds enigszins te wringen. BIA zag al leen een glorieuze toekomst met de door hen beschikbaar gestelde GIS-ondergrond indien sprake zou zijn van een opzet die niet op winst was gericht. Een volgende logische stap was contact met de centrale in- ternetafdeling van de gemeente Amsterdam. Dat bureau coördineert de gemeentediensten die zich op internet pre senteren en doet een poging de stedelijke informatie on der te brengen in het kader van 'de Glazen Stad', een de democratie bevorderend geheel dat het lokaal bestuur openlegt voor de burger. Ook hier vonden gesprekken plaats en werden berichten uitgewisseld. De Dienst Ruimtelijke Ordening werd vervolgens door mij benaderd. De voor het publiek meest zichtbare post van die dienst is te zien in de Zuiderlcerk te Amsterdam, die nu geheel als tentoonstellingsruimte fungeert en waar per manente tentoonstellingen staan over in aanbouw zijnde stadswijken. ARCAM (Stichting Architectuur Centrum Amsterdam), ge vestigd naast de Academie van Bouwkunst, was de volgen de gesprekspartner in de rijOok hier werd mijn brief over de planning voor een Vlucht boven Amsterdam positief ontvangen, ook al omdat het nauw aansloot bij de eigen opdracht een forum te zijn voor stedebouwkundige plan nen en ontwikkelingen. Bij de redactie van het populair-historische tijdschrift 'Ons Amsterdam' werd het plan eveneens positief ontvan gen. Er werd serieus gesproken over de mogelijkheid om de integrale teksten van tientallen jaren Ons Amsterdam beschikbaar te stellen en die onder andere te indexeren op 'plek in Amsterdam' en aldus als informatiebron te koppelen aan het overvliegbare Amsterdam. Ook het bureau van Monumentenzorg Amsterdam en andere bureaus die zorg hebben voor het architectonische erfgoed, werden door mij benaderd. Daar bleef het niet bij. Een grote reeks musea in Amsterdam benaderde ik vervolgens, aanvankelijk schriftelijk, daarna telefonisch. De reacties waren zeer onderscheiden, van in eerste in stantie afhoudend (Rijksmuseum, Scheepvaartmuseum Amsterdam) tot neutraal-afwachtend (De Nieuwe Kerk, Van Gogh Museum, NewMetropolis) of zelfs voorzichtig- positief (Rembrandthuis, Joods Historisch Museum, Am sterdams Historisch Museum). Een discussiebijeenkomst vond uiteindelijk plaats in het Amsterdams Historisch Museum. In een bijeenkomst (zie hoofdtekst) werden de zaken onderling besproken en werd het plan voor onbe paalde tijd terzijde gelegd. GEODESIA 2001-3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 14