Een Fries driehoeksnet en
een Fries coördinatenstelsel
1
■tor
Deel 2: Archiefstukken
In het eerste deel werd beschreven dat in 1859
de zogenaamde Friese Eekhoffatlas tot stand is
gekomen. In dit deel wordt verder ingegaan op de
driehoeksmeting en de kaartvervaardiging die aan
die atlas ten grondslag lagen. Mijn ontdekking van
een aantal archiefjes die betrekking hebben op de
vervaardiging van de Eekhoffatlas en een Friese
driehoeksmeting, kunnen antwoord geven op de
gestelde vragen betreffende de kaartvervaardiging
en de triangulatie.
n het Leeuwarder rijksarchief worden de volgende
archiefstukken bewaard:
A - Lijst van gedane betalingen voor de atlas;
B - Stukken betreffende de uitvoering van de driehoeks
meting ten behoeve van de atlas enz. 1847-1849.
Betalingen
Dit archiefstuk bestaat uit een soort kasboekje van de uit
gaven die van 1847 tot 1858 zijn gedaan om de uitgave van
de Eekhoffatlas mogelijk te maken. Het zijn in hoofdzaak
de bedragen die betaald zijn aan de kadastertekenaar
Witteveen voor het verrichte tekenwerk. Ook de betalingen
aan de graveurs en materiaalkosten als papier en koper
platen, alsmede de kosten van de triangulatie zijn in dit
kasboek genoteerd. Al deze kosten kunnen als volgt worden
gespecificeerd
Aan J.W. Witteveen voor het tekenwerk 5937,745
Aan de graveurs voor het graveerwerk 1043,66
Aan leveranciers van koperplaten, papier 6358,77
Aan J. Jappé voor de triangulatiekosten 10200,00
Totaal ƒ33540,175
Uit de betalingslijst blijkt dat van 1849 tot 1858 aan de
kadastertekenaar J.W. Witteveen in achttien termijnen een
aanzienlijk honorarium is betaald. Witteveen krijgt voor
het tekenen van dertig grietenijkaarten een bedrag van
5937,745. Uit de lijst van betalingen kan worden berekend
dat het verkleinen en tekenen per grietenijkaart 197,80
heeft bedragen. De eerste (proefjkaarten kwamen in 1843
gereed en werden in 1846 aan de
opdrachtgevers aangeboden. Daarna
kwam de productie op gang en werden
de laatste kaarten in 1859 afgeleverd.
Uit het bovenstaand overzicht blijkt
dat ruwweg eenderde van de betalin
gen zijn uitgegeven voor "het hogere
werk van de triangulatie" om maar het
voorwoord van de atlas te citeren.
Maar voor de beantwoording van de
vragen over de triangulatie is het aan
de ingenieur-verificateur (I.V.) Jappé
betaalde bedrag wel interessant. Acht
keer worden van 1848 tot 1858 be
dragen betaald, die variëren van
400,- tot 7000,- met een totaalbe
drag van 10.200.-. De vierde post in
het kasboek wordt aldus genoteerd:
"J.H. Jappé, 4e voorschot op de trian
gulatiekosten, f.500.-; 11 dec 1852".
Verder zijn de hierna nog te vermel
den zogenaamde grondslagkaartjes al
le in de jaren 1847, 1848 en 1849 goed
gekeurd door de I.V. J.H. Jappé uit Gro
ningen. Kennelijk had hij de leiding
en eindverantwoordelijkheid voor de
triangulatiewerkzaamheden. Er was
echter niet te achterhalen welke land
meters de meet- en rekenwerkzaam-
heden hebben uitgevoerd.
Het vierde
voorschot voor de
triangulatiekosten.
'V
1!
De vraag is nu in feite al beantwoord of
inderdaad bij de vervaardiging van de
atlaskaarten het stelsel van Krayenhof
als basis heeft gediend of dat er een
Fries stelsel als meetkundige grond
slag is gebruikt. Het besluit om de at
las te maken viel in 1843. Uit een en
ander kan de conclusie worden getrok
ken dat er een Friese triangulatie met
de eraan verbonden berekeningen is
uitgevoerd in de jaren 1844 tot 1846.
-3^
S~6X-
9
f?
GEODESIA 2001-4