I schetste probleem worden opgelost, immers alle gefundeerde peilmerken volgen - binnen een bepaalde marge - de trend. De juistheid van het model, de nulhy pothese, wordt getoetst tegen een aan tal alternatieve hypothesen, uitgelegd voor peilmerken in [1], maar ook toe pasbaar op hoogteverschillen [4], Naast de in [1] genoemde hypothesen wordt er nog getoetst op identifïcatiefouten - er wordt een ander peilmerk aange meten dan het peilmerknummer doet veronderstellen - en op het reeds ge noemde afwijkend peilmerkgedrag, dat vervolgens ook in het functie model kan worden opgenomen als een lineair afwijkende beweging. Maar ook de hamvraag - is er nu een betekenis volle bodemdalingskom (zie kader) - kan simpelweg worden getoetst. Deze toetsingsprocedure is tezamen met de berekeningssoftware ontwikkeld door de afdeling Geodesie van de TU Delft. De toetsing dient te gebeuren met een zo goed mogelijk kansmodel. Dit kans model bestaat vooralsnog uit drie com ponenten: 1. Allereerst de meetruis; deze is uit een groot aantal waterpassingen van het secundaire type geschat op 0,7 mm//km (c). Deze meetruis is ongecorreleerd en heeft een ver- wachtingswaarde gelijk aan nul. Daarnaast is door het vergelijken van secundaire waterpassingen - herhaaldelijk uitgevoerd in gebie den waar geen delfstofwinning heeft plaatsgevonden - gebleken dat deze met alleen meetruis geen sluitend mathematisch model ople veren. 2. Door een ruisbeschrijving met een stochastische bewe gingscomponent ter grootte van 0,6 mm//jaar (a), lean wel tot een sluitend mathematisch model worden geko men. Deze stochastische peilmerlcbeweging, puntruis ge noemd, is gecorreleerd in tijd omdat de beweging van het peilmerk op tijdstip t+1 niet onafhankelijk is van de beweging op tijdstip t. Dat de afwijkende peilmerlcbewe ging niet in plaats is gecorreleerd, lean met behulp van fig. 3 worden begrepen. De peilmerlcbeweging wordt na melijk bepaald door zeer veel lokale factoren, onder an dere funderingscondities, zodat nabijgelegen peilmer ken verschillend gedrag kunnen vertonen. Total wosKfcnce on 0t-Juiv!9d» Fig. 5. Stochastisch gemodelleerde trendafwijkingen in millimeters (links) en de som van modeldaling en trendafwijking in millimeters (rechts). Fig. 6. Doorsnede van bodemdalingskom met y-as in millimeters en x-as in kilometers. Trend (black) and total (blue) subsidence 200000 c -60 Jun98 575 580 y coordinate in km (RD) 3. Omdat de bodemdaling niet volledig door het gladde trendmodel wordt beschreven, hetgeen tot uiting komt in een net niet geaccepteerd mathematisch model, is er modehuis nodig om tot acceptatie te komen. Door hiervoor een juiste (signaal) covariantiefunctie te vinden lean een sluitend mathematisch model worden ver kregen. De hele procedure lean ruwweg als volgt worden geïnter preteerd: het continu tijd-plaatsmodel wordt gebruikt om van de gemeten bodemdaling de trend af te trekken en de meet- en puntruis te vereffenen. Het hiervan geschoonde, overgebleven signaal geeft de modelimperfecties weer: de bodemdaling die na aftrek van de trend resteert door gas winning. Voor het in kaart brengen hiervan wordt de (sig- naal-)covariantiefunctie weer gebruikt. Door het optellen van het signaal bij de trend is het totale bodemdalings plaatje compleet. Met deze covariantiefunctie kunnen grof weg twee wegen worden ingeslagen. Enerzijds is het logisch om de modehuis op nul te houden buiten het aan gasdaling veronderstelde onderhevige gebied. Immers, waar geen bodemdaling door gasonttrelcking is, lean het model dat dit beschrijft ook geen fouten bevatten. Worden er echter hoogteverschillen buiten het dalingsgebied gebruikt in de berekening, die ook door overige oorzaken bewegings gedrag vertonen, dan zal het mathematisch model niet slui ten. Begrijpelijk, want zowel het model als de modehuis worden daar nul verondersteld, terwijl er wel beweging is. Door een covariantiefunctie te kiezen die ook elders bewe gingen toelaat, kan wel een sluitend mathematisch model worden verkregen. Door deze modelfouten vervolgens te plotten worden niet-gemodelleerde bodemdalingskommen of overige bewegingen in kaart gebracht. Dit wordt zicht baar in fig. 5, waarin het geïnterpoleerde signaal (links) en de som van signaal en trend (de totale bodemdaling, rechts) GEODESIA 2001-4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 37