Uil de |w£a In het begin van de jaren '80 woon de ik voor het laatst een United Na tions Regional Cartographic Confe rence for the Americas bij. Dat zijn be langrijke vergaderingen in de zin dat het een neutraal ontmoetingspunt van de directeuren van nationale kartogra- fische diensten is, waar ze vrij onge stoord met elkaar van gedachten kun nen wisselen over nieuwe technologi sche toepassingen, de strategische aan pak van hun productieprogramma's, organisatie-ontwikkeling, enzovoort. Opvallend was destijds dat vertegen woordigers van de landen waarvoor die bijeenkomsten waren opgezet, na melijk economisch minder bedeelden, nauwelijks vertegenwoordigd waren. De meeste landen waren er bezig tech nologie te verkopen (zoals Duitsland, Frankrijk enz.), of ze waren er om hun geopolitieke positie met betrekking tot kartografïe te beschermen (bijvoor beeld de VS, het Verenigd Koninkrijk, de voormalige USSR), of ze waren er om beide aspecten te behartigen. Ne derland, Canada en vooral ook de Scan dinavische landen speelden er meestal een rol met minder nadruk op politiek of commercieel belang, meer gericht op technische en organisatorische on dersteuning van de minder bedeelde landen van de regio. Als uitzondering wordt Nederland bijna altijd vertegen woordigd door het ITC in plaats van de directeur van de Topografische Dienst Nederland of de Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Kadaster. In die laatste vergadering die ik bij woonde, besloot een klein aantal lan den een voorstel te doen om de volgen de vergadering voor de Americas beter voor te bereiden en de landen van de regio aan te moedigen actief in de vol gende vergadering mee te doen en op die manier de relevantie te verhogen. Daartoe werd door Canada, na uitge breid lobbyen in de wandelgangen en via de ambassade een resolutie inge diend. Een coördinator zou benoemd worden in de Noordamerikaanse, de Caribbi- sche, de Centraal-Amerikaanse en de Zuidamerikaanse sub-regio's. Zij zou den over een pe riode van twee jaar elk de be treffende dien sten bezoeken om op deze directe wijze input proberen te krijgen voor de inhoud van een agenda voor de volgende vergadering. Het was ook de bedoeling om toezeg ging te krijgen over een inhoudelijke bijdrage en het bijwonen van deze ver gadering. Er was natuurlijk geld nodig om deze activiteiten te financieren. Dat werd in het voorstel als volgt opge lost: normaal gesproken duurden die UN-vergaderingen twee weken, eigen lijk veel te lang. We hadden berekend dat de kosten per week voor de UN on geveer net zoveel waren als de kosten zouden zijn voor de uitvoering van ons voorstel. Dus werd een inkorting van de vergadering naar één week in het voorstel opgenomen en uit de bespa ring het voorgestelde project te finan- Het was een prachtig constructief voorstel dat, in de geest van de tijd, in ieder geval niet om meer geld vroeg. Na een gepassioneerde speech van de Canadese vertegenwoordiger in de ple naire vergadering werd het hele voor stel met grote meerderheid als resolu tie aangenomen en ter uitvoering aan het secretariaat doorgegeven. Slechts de VS-vertegenwoordiger onthield zich van stemming. Dat had een teken aan de wand moeten zijn, maar in onze vreugde met deze 'overwinning' op onze broeders in het zuiden zagen we niet goed dat het vervolgproces vol voetangels en klemmen zat. In ieder geval gingen we aan het voorbereiden de werk beginnen met de aanstelling van de subregionale vertegenwoordi gers en het opzetten van een werksche ma en een bijbehorend gedetailleerd budget, nodig voor de behandeling van het voorstel in de vergadering van de Economisch en Sociale Council van de UN (ECOSOC). De Canadese ambas sadeur bij de UN was erg enthousiast over de resolutie en ging door met zijn diplomatieke lobby, en alles wees in de richting van een positieve ontvangst en goedkeuring van het budget. In de betreffende vergadering van ECOSOC presenteerde het secretariaat het voor stel en legde uit dat de financiering uit besparing die bereikt zou kunnen wor den door inkorting van de duur van de vergadering van twee weken naar een week. Er volgde een buitengewoon korte discussie waarin de VS-vertegen woordiger uitlegde dat het lovens waardig is de vergaderingen in te kor ten ten behoeve van bezuiniging. Zij wees erop dat er voor ECOSOC über haupt nog geen budget was, dat er van besparing dus ook geen sprake kon zijn. Aangenomen dat het budget er komt, is het dan ook de vraag of de aangegeven bezuiniging zou moeten worden aangewend zoals voorgesteld. Misschien zouden er wel andere priori teiten voor zijn. Achteraf had ik uit andere ervaringen moeten weten dat er in de Americas op geodetisch en topografisch gebied niets kon gebeuren zonder de Inter American Geodetic Commission, een organisatie met hoofdkwartier in Pa nama en bijna geheel onder bestuur van het toenmalige Defense Mapping Agency. Zij hadden in elk nationaal karteringsbedrijf in Latijns-Amerika een vertegenwoordiger en het was on mogelijk om met de directeuren daar van te spreken zonder die vertegen woordiger. Inmiddels is de LAGC allang opgeheven en DMA is drastisch gereor ganiseerd en heet nu National Ima ging and Mapping Agency (NIMA). Zeker sinds 1989 is er veel minder zichtbare inmenging in de strategi sche en operationele zaken van de kar- tografische organisaties van andere landen. Met al deze gedachten begaf ik mij in januari dit jaar naar de zevende UN Regional Cartographic Conference for the Americas. Het secretariaat had mij gevraagd een achtergronddocument over de economische aspecten van geo- informatie infrastructuur en moderne nationale topografische diensten te schrijven. Toen ik op een koude win terse zondag neerstreek in Newark en in de verte het gebouw van het hoofd kwartier van de UN zag liggen langs de Hudson River, vroeg ik mij af hoeveel van mijn oude collega's nog aanwezig zouden zijn en of er daadwerkelijk iets zou zijn veranderd. Daarover meer in de volgende 'Pols'. GEODESIA 2001-4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 46