en niet gemeten moesten worden. Ook werd exact afge sproken welke punten van ieder object moesten worden ingemeten. In het geval van bogen werden bijvoorbeeld meetpunten langs de bogen aangegeven; er moest wederom een vorm van kwaliteitscontrole zijn om ervoor zorg te dragen dat beide ploegen de meetpun ten op dezelfde manier behandelen, ook ingeval van slecht zicht. Deze controle was mogelijk door verge lijking met aanwezige digitale bestanden van dit per ceel; de bediening van de toestellen mocht niet teveel af wijken, om snelheidseffecten als gevolg daarvan uit te sluiten. Daarom is gekozen voor een vereenvoudigde 'Van Steenis'-codering voor de te meten detailpunten. Ook kon de eenmansploeg deze code snel doorgronden en toepassen. De codering heeft niet alle mogelijkheden die gebruikelijk zijn, maar was voldoende om een ruwe tekening te produceren uit de metingen. Meting De tweemansploeg begon als eerste met de detailmeting. Er waren twee grondslagpunten gemaakt. Op elk punt moest worden opgesteld en georiënteerd op het andere. Bij een groot deel van de detailpunten zoals hoeken van het ge bouw en bomen, moest de spiegel naast het te meten punt worden gehouden (fig. 5). Op de welbekende manier werd dan de hoek gemeten en werd de kijker verdraaid om de af stand te kunnen nieten op de spiegel. Een regelmatig terug kerende vertragende factor is de communicatie tussen bei de ploegleden. De persoon met de spiegel moet immers doorgeven welke code in de tachymeter moet worden inge voerd. Dit is een bron van fouten, maar kan met een oplet tende assistent ook een extra controle op de landmeter zijn. Beide metingen laten verschillende voor- en nadelen zien. Het valt al snel op dat bij korte afstanden tot het instru ment de spiegel snel wordt kwijtgeraakt door het Topcon- instrument. Dit zorgt voor enige vertraging. Een vertraging als gevolg van korte afstanden treedt echter ook op bij een conventionele total station als het voor de persoon achter het instrument lastiger is om de spiegel aan te richten. Over het algemeen blijkt dat hinderlijke objecten geen probleem vormen voor het Topcon-instrument (fig. 7). De spiegel wordt snel weer gevonden en de meting loopt nauwelijks vertraging op. Fig. 6. Een zeer grote vertragingsfactor bleek Offset-meting op echter te zijn dat het instrument niet knik in de muur met hoeken en randen van gebouwen kan behulp van one-man aanrichten, maar alleen de spiegel systeem. zelf; een spiegel die zelf ongeveer 15 cm breed is. Daarom moest bij alle ge bouw- en boompunten een offset wor den gebruikt, een offset die lastig te meten is en niet altijd constant is. Het meten van de offset met één hand, ter wijl de andere hand de prismastok vasthoudt, kost samen met het invoe ren ervan veel tijd (fig. 6). Daarbij komt dat bij veel gebruik van offsets de kwa liteit van de meting omlaag gaat. Moei lijk te meten offsets brengen immers weer onnauwkeurigheden met zich mee. Er is ook een hoekspiegel beschik baar waarbij er in de meeste gevallen geen offset meer nodig is of waarbij een standaard-offset kan worden ge bruikt. Dit verhoogt de kwaliteit ten opzichte van de gebruikte spiegel en zal gemiddeld ook sneller werken. Fig. 7. Hinderlijke objecten vormen geen probleem voor het Topcon-instrument. Het meten met het one-man station gaai duidelijk sneller als er bestrating- lijnen worden gemeten. De spiegel wordt continu aangericht en kan vrij wel meteen worden gemeten als de prismastok is geplaatst. Er wordt tijd bespaard op het handmatig aanrich ten van de spiegel. Uit nieuwsgierig heid over wat het snelste systeem is, heeft een tweemansploeg nog een ex tra test gedaan met het Topcon-instru ment (fig. 8). Hierbij is alleen de eerste opstelling gedaan. Dit blijkt inderdaad een snelle methode te zijn. Het aan richten van de hoeken is dan immers mogelijk geworden. Dit kan eenvoudig tijdens het automatisch volgen wor- GEODESIA 2002-5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 10