Uitzetten
De Ree Elta 15 van Zeiss, een veelvoor
komende tachymeter op de Nederland
se markt, werd als conventioneel total
station gebruikt. De ploeg met het Top-
con-station zal worden aangeduid als
de eenmansploeg, de ploeg met het
Zeiss-station als tweemansploeg.
Keuze
Omstandigheden voor uitzettingen
zijn afhankelijk van eisen en de locatie
van een project. Ook hier geldt dat
deze zeer verschillend kunnen zijn. 'In
wat voor terrein moet worden uitge
zet?' en 'Met welke nauwkeurigheid?'
zijn de twee belangrijkste vragen die
hierbij moeten worden gesteld. De
bouw zorgt voor een groot deel van het
uitzetwerk. Bij typische bouwprojec
ten is het terrein meestal zichtbaar
vanaf één of enkele goed gekozen op
stellingen. Bij het uitzetten van hei
palen wordt vaak een precisie van twee
centimeter gehanteerd. Bij deze test
meting wilden we de nadruk leggen op
de haalbare snelheid van beide meet
technieken, zonder de vertragende
werking van objecten die het zicht hin
deren. Het effect van deze objecten wil
den we in de laatste proef bekijken, de
detailmeting. Een detailmeting wordt
immers vaker gehinderd door proble
men met het zicht als gevolg van aan
wezige objecten. Door deze scheiding
aan te brengen kon worden bekeken
hoe de beide systemen werken onder
vrijwel ideale werkomstandigheden
en onder slechte omstandigheden.
Uitgangspunten
Om goed te kunnen bepalen met welk
systeem het snelst kan worden ge
werkt, moet een aantal dingen in acht
worden genomen:
Fig. 2.
Het grasveld dat
gebruikt werd voor
het testen van
uitzetten.
Fig. 3a.
Uitzetten met het
one-man station.
Fig. 3b.
Uitzetten op het
testveldje met de
tweemansploeg.
de duur van de meting moet lang genoeg zijn om een be
trouwbaar tijdsverschil te kunnen waarnemen. Na zo'n
twee tot drie uur uitzetten zou er al te bepalen moeten
zijn of er een significant verschil in snelheid is. Dat komt
neer op zo'n 100-150 punten. Op basis daarvan hebben
we een uitzetpatroon ontworpen, dat uiteindelijk 112
uit te zetten punten bevatte;
het uit te zetten patroon moet niet al te voorspelbaar
zijn, zodat de landmeter in plaats van zijn eigen
intuïtie voornamelijk moet uitgaan van de ge
gevens in het instrument om bij het volgende
punt te komen;
beide ploegen moeten hetzelfde uitzetten in de
zelfde omstandigheden. Dit werd gerealiseerd
door een tweede uit te zetten patroon en grond
slag te creëren naast de eerste. De patronen en
grondslagen van de twee sets zijn identiek. De
ploegen gebruiken een achterwaartse insnij
ding om hun opstelling te kunnen bepalen;
de bediening van de apparatuur moet niet we
zenlijk verschillend zijn. Het doel van de test
is het kijken naar de efficiency van een zelf-
volgende total station in het algemeen. Omdat software
merkspecifiek is, is het niet de bedoeling om de software
van de twee instrumenten te vergelijken. Er bleek al snel
dat het verschil in software bij deze test niet voor be
ïnvloeding van de snelheid zou zorgen. De interface van
de Topcon GTS-802A is op dit gebied even praktisch en
snel als die van de Ree Elta 15;
de ploegen moeten kwalitatief hetzelfde werk afleveren.
Om te voorkomen dat één van de twee ploegen de zaak
zou 'afraffelen' door heel snel, maar onnauwkeurig uit
te zetten, werd afgesproken dat punten moesten voldoen
aan een maximale afwijking van twee centimeter. Dit
werd achteraf gecontroleerd door de uitgezette piketten
van de ander in te meten en te vergelijken met de oor
spronkelijke coördinaten;
het vastslaan van de piketten moet niet te moeilijk gaan.
Het gaat immers om het uitzetten en niet om de sterkte
van de landmeter. In Houten is een vlak grasveld ge
kozen, waarin beide uit te zetten patronen met bijbe
horende grondslag pasten (fig. 2).
GEODESIA 2002-5