treft de snelheid van werken. Bij een DTM-meting kan het om een vlak ter rein gaan, maar ook om een terrein met sterk reliëf. Als het om een vlak terrein gaat, is de situatie vrijwel iden tiek aan de controlemetingen van de uitzettest. De eenmansploeg bleek deze anderhalf tot twee keer zo snel uit te voeren dan de tweemansploeg. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid ook bij een vlakke DTM-meting gebeu ren. Als het om een terrein met sterk reliëf gaat, waarbij objecten of het ter rein zelf de meetlijn blokkeren, wordt er eigenlijk getest wat voor effect dat heeft op de snelheid. Dit wilden we toch al bekijken in de detailmeting. Om deze redenen is besloten dat een DTM-test geen zinvolle extra informa tie oplevert. Fig. 4a. De tweemansploeg met de Zeiss Ree Elta 15. Detailmeten Een detailmeting is een veel voorko mende meting die alleen al door het terrein sterk kan afwijken van een uit zetting. Een uitzetting zal heel vaak in open terrein zijn, terwijl detailmetin gen veelal worden uitgevoerd in stede lijk gebied met veel hinder van objec ten als bomen, heggen, muurtjes en dergelijke (fig. 4a en b). En goede test moet deze hinder bevatten en kan een beeld leveren van het effect ervan op de snelheid. In eerste instantie werd daarom gezocht naar een typische ou dere woonwijk in een binnenstad met veel straatmeubilair en dichte tuin tjes. Deze woonwijken zijn uiteraard veelal aanwezig, maar dat de eigena ren zouden accepteren dat we enkel en alleen voor een test op hun percelen Fig. 4b. Inmeten van topografie met het Topcon one-man station. Fig. 5. Offsetmeting op knik in de muur door tweemansploeg. moesten zijn, was onwaarschijnlijk. Daarom is na lang zoe ken naar locaties waar dit probleem niet optreedt, gekozen voor een oplossing dichtbij huis. Namelijk het Van Steenis- gebouw en het daaromheen liggende terrein. Het gebouw, dat al een aantal jaren staat, en het perceel zelf bevatten ge noeg hoeken, bomen, heggen en in te meten punten om een test van voldoende omvang te kunnen doen. De hinder door aanwezige objecten is vergelijkbaar met 'gemiddeld' stedelijk gebied. Wederom probeerden we de uitgangssituatie van de test zo danig te kiezen, dat er puur getest werd op de snelheid van het werken met beide methoden. Hierbij kwamen we tot een aantal voorwaarden: de grondslag moest wederom van tevoren worden ge maakt, zodat de handigheid in keuze van grondslag door de landmeters geen invloed heeft. De metingen konden niet gelijktijdig worden uitgevoerd, omdat beide ploe gen dezelfde grondslag (twee opstelpunten) moesten gebruiken. Zo zouden ze exact dezelfde meetsituatie krijgen: dezelfde zichtbare punten, dezelfde hinderlijke objecten, enzovoort; beide ploegen moeten precies dezelfde punten meten. Dit werd gerealiseerd door van tevoren het te meten gebied door te lopen en aan te geven welke objecten wel Keuze Uitgangspunten GEODESIA 2002-5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 9