Een gecombineerde bevraging van
2D en 3D geo-data
wat de hoogte betreft bevinden, moet
het horizontale nulniveau worden ge
definieerd waarop de 2D geo-objecten
zich bevinden. Er zijn twee mogelijk
heden om de z-coördinaten die de geo-
objecten in 3D definiëren, te represen
teren.
Een absolute z-coördinaat
gedefinieerd t.o.v. NAP
Wanneer de z-coördinaten van 3D geo-
objecten worden opgeslagen in NAP,
moet ook de hoogte van de percelen
aan het maaiveld bekend zijn in NAP
om de geometrische en topologische
relatie te kunnen vinden tussen de per
celen en de 3D geo-objecten, zoals: 'ligt
boven', 'ligt onder' of 'snijdt'. De in
winning en de invoer van deze toege
voegde informatie gerelateerd aan de
2D-percelen, zullen een aanzienlijke
tijd kosten. Bovendien neemt de com
plexiteit van de 2D-data toe, omdat 2D-
percelen gedefinieerd moeten worden
in de 3D-ruimte. Dit kan niet worden
gedaan door simpelweg één z-coördi
naat toe te voegen per perceel, omdat
de meeste percelen te veel variantie in
hoogte bevatten.
Een relatieve z-coördinaat
gedefinieerd t.o.v. het maaiveld
Wanneer z-coördinaten van de 3D geo-
objecten worden opgeslagen ten op
zichte van het maaiveld, hoeft de hui
dige geo-DBMS niet te worden uitge
breid met informatie over de hoogte
voor de reeds beschikbare 2D geo-data.
Dit bespaart tijd, maar wat belangrij
ker is, ook complexiteit. De z-coördina
ten van de 3D geo-objecten die bekend
zijn in NAP, moeten worden geconver
teerd naar relatieve z-coördinaten. In
dit geval hoeft alleen de directe om
geving van de 3D-situatie te
worden geëxploreerd in
plaats van alle percelen in
het DBMS te positioneren in
de 3D-ruimte. Nadeel is wel
dat dataconsistentie moei
lijk kan zijn. Wanneer bij
voorbeeld het maaiveld door
Window fdlt
Fig. 2.
Het gebruik van
CAD (MicroStation)
om 3D en 2D geo-
objecten opgeslagen
in het DBMS te
visualiseren (donker
blauw: NS Vastgoed;
paars: NS Railinfra-
beheer; groen:
gemeente Den Haag;
lichtblauw: Sticht-
hage Trust bv.).
Fig. 3.
Percelen opgeslagen
in het DBMS en
gedefinieerd met
x,y, z-coördinaten
(in NAP),
gecombineerd met
een NAM-pijpleiding
(ook bekend in NAP).
De stippellijn is de
maaiveldhoogte op
de locatie van de
NAM-leiding.
De diepteligging
van de leiding is
moeilijk te zien
omdat de perceels-
grenzen in 3D zijn
weergegeven en niet
de vlakken van de
percelen.
SQLselect frort parcel3d_nem1 where parcelld -
PARCELID MUNIC OS PARCE
SHAPE(SDO.GTYPE. SDCLSRID. SOO_POINT(X, Y. Z). SD0_ELEM_INF0. SDCLORDINATES)
93 CBGOO 0 4037
SD0_GE0METRY(3003. NULL. NULL. SD0_ELEH_INF0_ARRAY(1 1003. 1). SOO_ORDINATE_ARR
AY(242193.477. 514505.29, 9.813646, 242190.773, 514499.599. 9.880199, 242190.653
514499.239, 9.882503, 242190.552. 514498.689. 9.88617, 242190.751. 514498.358,
9.888845, 242191.011, 514498.028. 9.891624, 242191.39, 514497.697, 9.894623, 24
2191.998, 514497.487, 9.897553. 242193.576. 514497.335. 9.918194. 242206.985, 51
4498.787. 10.21466. 242207.921. 514511.809. 10.36444, 242207.7. 514531.925. 9.98
5175. 242205.383. 514531.687, 9.941497. 242193.477. 514505.29. 9.813646))
vergravingen verandert, levert dit niet automatische een
update op bij het Kadaster.
Een relevante vraag is ook waar het horizontale nulniveau
(maaiveld) zich precies bevindt. Vooral in 3D-situaties kan
het moeilijk zijn het maaiveld eenduidig te definiëren, bij
voorbeeld gebouwen met een complexe architectuur, die
half onder de grond zijn gebouwd. Binnen dit onderzoek is
een experiment uitgevoerd, waarbij de coördinaten die de
kadastrale percelen beschrijven een z-coördinaat toege
kend hebben gekregen, dat is gegenereerd uit het AHN [4],
Hiervoor is een TIN gebouwd op het basisbestand van het
AHN. Daarnaast hadden we de beschikking over de x,y,z-
informatie (ook in NAP) van een NAM-pijpleiding. Door
deze informatie kon de NAM-leiding worden gelokaliseerd
ten opzichte van de percelen (fig. 3). Daarnaast hebben we
de maaiveldhoogte verkregen uit het AHN op de locatie van
de NAM-leiding, zodat ook de ligging van deze leiding ten
opzichte van het maaiveld bepaald kon worden (fig. 4).
Het beheren van zowel impliciete als expliciete relaties tus
sen de 3D geo-objecten en de 2D-percelen maakt de integra
tie van 3D geo-objecten in de 2D geo-
DBMS compleet. Door deze relaties is
het mogelijk de data te bevragen in 2D-
en 3D-mode, en ook administratief.
Omdat de momenteel beschikbare
ruimtelijke functies slechts in 2D wer
ken, kan alleen in 2D de ruimtelijke re
latie tussen de 2D-percelen en 3D geo-
objecten worden bevraagd (dus de rela
tie tussen de 2D-percelen en de projec
tie van de 3D geo-objecten). De ruimte
lijke functies in Oracle werken wel op
de 3D geo-objecten zoals deze geïmple
menteerd zijn, maar bij de bereke
ningen (bijvoorbeeld oppervlakte of af
standsberekening) wordt de z-waarde
niet meegenomen; 2D-topologische
relaties zijn geïmplementeerd door
middel van de sdo_relate operator (of
de sdo_geom.relate functie). Wanneer
1821422878 r j Y: |4»3315144 t" Z 1860811 l~
Mr06j£CT»_U3C»
HlóWOab.bo
HfóM£)S6>!
HIOBJCCTSOJ-Ml
nYÓBJClfijo.CflEA
HÏÓ&jfcOC.ACVD
GEODESIA 2002-7/8