De GBKN-kip en het AR-ei
De AR-kip en het GBKN-ei
De discussie over de vraag of
de GBKN tot een Authentieke
Registratie kan worden omge
vormd, is net voor de zomer weer ge
voed door het verschijnen van het rap
port 'Eén grootschalige topografische
kaart voor Nederland'. De kernvraag
van het onderzoek was in hoeverre het
haalbaar is om de GBKN te transforme
ren naar een Authentieke Registratie
(AR). In het rapport worden veel behar-
tens- en lezenswaardige dingen ver
meld over de ontwikkeling van de
GBKN, en de organisatorische en finan
ciële aspecten. Desondanks was het
geen prettig leesvoer. Dat komt deels
door de redactionele opzet, maar ook
omdat twee hoofdonderwerpen princi
pieel niet goed in elkaar zitten.
In het rapport wordt veel aandacht
besteed aan het 'integreren' van met
name de strokenkaarten van de MD en
van Railinfrabeheer. Dat is op zichzelf
een loffelijk streven, maar het lijkt me
bepaald geen voorwaarde voor de AR-
discussie. De strokenkaarten beslaan
nog niet eens 1% van het gebied dat de
GBKN beslaat. Als de GBKN een AR zou
worden, dan is het aan de MD en RIB
om zich - voorzover nodig - daaraan
aan te passen. En om deze diensten
een plaats in het LSV-bestuur aan te
bieden (par. 7.3) is merkwaardig als je
bedenkt dat andere participanten min
stens 5% aandeel moeten bezitten om
in dat bestuur plaats te mogen nemen.
Het zou me trouwens niet verbazen
wanneer het net zoveel kost om in een
zelfde productiestroom de GBKN bij te
houden, waarbij dan ook de paar rele
vante lijnen van wegen en spoorwegen
worden meegenomen, dan dat je die
lijnen gaat extraheren en inpassen
vanuit andere bestanden. Op de keper
beschouwd zijn deze kaarten niet
meer dan bedrijfsmiddelen-beheer-
kaarten, net zoals een leidingenlcaart
van een energiebedrijf, maar dan met
enig lijnenwerk dat ook in de GBKN
voorkomt. Die denkfout komt ook te
rug waar de kadastrale kaart wordt ge
noemd als onderdeel van de huidige
GBKN (par. 2.2.2,A): er is geen enkele
reden om de lcadasterkaart anders te
zien dan een beheerkaart. Dat het Ka
daster veel GBKN-bestanden beheert,
staat daar verder los van.
De tweede rode draad, bijna de rug
gengraat, van het rapport is de opvat
ting dat 'veel meer overheidsinstan
ties', die thans kennelijk nog niet ge
bruikmaken van de GBKN, dat wel zul
len moeten gaan doen als deze een AR
wordt. En dat zou dan leiden tot 'een
forse verandering van de huidige situ
atie'. Ik vind dat een verkeerd uit
gangspunt: een AR-GBKN betekent
dat overheidsinstanties geen andere
grootschalige topografie dan de GBKN
mogen gebruiken. Maar moeten'? Mis
schien hebben ze hem helemaal niet
nodig. En welke
instanties zijn
dan wel moge
lijke gebruikers?
Het rapport komt
niet verder dan
politie en brand
weer, die 'een be
hoefte geformuleerd' hebben, hun
grootschalige topografische informa
tie thans 'van elders betrekken' (waar
vandaan is niet aangegeven) en 'hoe
dan ook digitaal kaartmateriaal [wil
len] hebben op de adequate schaal'. Als
de politie zo'n behoefte heeft aan de
GBKN, waarom kopen ze die dan niet?
En als het een kwestie is van de prijs,
dan moet men zelf extra geld zien te
regelen; dat is een efficiëntere manier
van rijksfonds-werving dan het middel
van een AR. Trouwens, gebleken is
(par. 5.2) dat een lagere prijs voor poli-
tie-regio's 'een overweging is' om de
kaarten te gebruiken; dat klinkt niet
als een essentiële behoefte. De aanbe
veling in par. 8 is op dit punt wel weer
passend: "...bij organisaties op het ter
rein van openbare orde en veiligheid
kan de GBKN inspelen op een geconsta
teerde behoefte.al wordt dit helaas
weer gekoppeld aan de opmerking dat
de Rijksoverheid het GBKN-gebruik
moet stimuleren en faciliteren.
Verder zijn er de nodige details te vin
den die storing veroorzaken. Zo wordt
de GBKN gezien als basis voor crime-
mapping, wat me typisch een GIS-acti-
viteit met bijvoorbeeld het kernbe
stand lijkt. Provinciale grootschalige
kartering wordt 'grotendeels buiten
beschouwing gelaten'. Burgers mogen
een keer komen opdraven om te raad
plegen, maar ze zijn geen partij in
deze discussie. En bijna aan het einde
moet de basiskaart ineens blijven aan
sluiten op de gebruikersbehoefte zoals
'de registratie van gegevens in drie
dimensies'.
Mijn conclusie is dat het onderzoeks
resultaat een hoog kip-ei-gehalte heeft.
Enerzijds kunnen
we van de GBKN
nog geen AR ma
ken, maar als we
de zaken goed op
orde brengen en
iedereen gebruikt
de GBKN, dan kan
er zonder problemen een AR-keurmerk
op worden gezet ('formalisering van
een feitelijke situatie'). Anderzijds
betekent de voortdurende nadruk op
een wettelijke verplichting, waar veel
nieuwe deelnemers uit moeten voor
komen, dat de AR zelf het middel is om
dat hoge doel te bereiken. De conclu
sies en vervolgstappen passen wel bij
deze spagaat: voorlopig veel overleg
gen, nog geen besluiten nemen en de
LSV-ontwikkelingen voor de GBKN met
kracht voortzetten. Daarmee geeft het
rapport uiteindelijk wel inzicht in het
grootschalig-topografische kippenhok,
al had het duidelijker gepresenteerd
kunnen worden.
Het rapport, en een samenvattende
kernnotitie daarover, zijn te down
loaden vanaf www.gbkn.nl, onder
'downloads'.
Ad van der Meer, redacteur.
GEODESIA 2002-9