Deense Kadaster, Peter Jakobsson, liet voorhouden dat het enige dat voor een goede grondregistratie telt is dat het door de mensen wordt vertrouwd, hetgeen aldaar breed werd onderschreven. Vervolgens past Zevenbergen de systeemtheorie toe door Tenaamstelling grondregistraties te ontrafelen in functies en taken, attri- in Bolivia. buten, en aspect- en subsystemen, en komt hij tot een (een voudig) model van twee van deze functies, namelijk de identificatie van de drie objecten van registratie (eigenaar- recht-perceel) - hij noemt dit het statische deel - en de bij houding middels tenaamstelling en perceelsoverdracht (ge heel dan wel gedeeltelijk) - hij noemt dat het dynamische deel - en kijkt dan in het bijzonder naar het technische, wettelijke en organisatorische aspect daarvan. Zevenbergen toont zich er overigens van bewust dat het systeem grond- registratie op zichzelf weer een subsysteem kan zijn van een meer omvattend geheel, zoals de onroerendgoedmarkt. Hij gaat hier slechts zijdelings op in, wat in het licht van de studie begrijpelijk is, maar tegelijkertijd stipt hij daarmee iets zeer belangrijks aan, namelijk dat een goede grondregi stratie niet per definitie en a priori leidt tot betere rechtsze kerheid, betere onroerendgoedmarkten, betere ruimtelijke ordening en -inrichting, betere grondbelasting, enzovoort. Dit is één van de belangrijkste conclusies uit het eerderge noemde Wereldbank-rapport. Daarin heeft de Bank zich af gevraagd waarom de miljoenen dollars die jaarlijks worden geïnvesteerd in grondregistraties zo weinig effect sorteren (want die opvatting heeft men in Washington). Het ant woord is in lijn met wat jarenlang via papers en rapporten tot ons is gekomen, en wel - om enkele voorbeelden te noe men - dat een grondregistratie zonder meer niet leidt tot meer microkrediet als er geen fatsoenlijke bancaire sector is (bijvoorbeeld [8]), niet leidt tot een levendige onroerend goedmarkt als er een moratorium rust op verkoop (bijvoor beeld [9]), niet leidt tot rechtszekerheid als onduidelijk heden in de wet niet worden opgelost (bijvoorbeeld [10]), en niet leidt tot hypotheken als de regels voor executoriale ver koop onduidelijk zijn. Kortom, de effecten van goede grond registraties kunnen pas worden gematerialiseerd indien zij zijn ingebed in een bredere ontwikke lingspolitiek, en dat is precies wat de Bank nu ook zegt. Om zijn gedachten, neergelegd in het door hem ontwikkelde model, te toet sen aan enkele situaties in de werke lijkheid, voert Zevenbergen vervolgens vier casestudies uit, waarin hij stelsel matig en precies stap voor stap de statische en dynamische functies en taken determineert, en uitwerkt naar het technische, wettelijke en organisa torische aspect. En passant wil hij vier hypothesen toetsen: als technische en organisatorische aspecten in orde zijn, zijn zwakhe den in het wettelijk aspect overko melijk; als wettelijke en technische aspec ten in orde zijn, blijven zwakheden in de organisatie problemen veroor zaken; als wettelijke en organisatorische aspecten in orde zijn, zijn zwakhe den in de techniek overkomelijk; gebreken in de techniek of de wet zijn overkomelijk als de andere twee aspecten in orde zijn, terwijl gebreken in de organisatie altijd problemen zullen veroorzaken. Zevenbergen bestudeert vervolgens Nederland, Indonesië, Oostenrijk en Ghana, en hij komt tot de conclusie dat op basis van de vier casestudies niet op verantwoorde wijze tot een uit spraak over deze hypothesen kan wor den gekomen; deze zijn te weerleggen noch te bevestigen. Dit lijkt mij voor een onderzoeker teleurstellend: im mers men wil het één of het ander, maar Zevenbergen beredeneert dat de oorzaak moet worden gezocht in het feit dat de technische, wettelijke en organisatorische aspecten zodanig sa menhangen dat zij niet te ontrafelen zijn, iets wat de hypothesen vooron derstellen. Hij heeft hier dus een extra argument gevonden voor zijn betoog dat grondregistratiesystemen als een geheel moeten worden bekeken en ge waardeerd, en niet op deelaspecten. Zagen we dit reeds bij de door Zeven bergen bekritiseerde eendimensionale benaderingen, het geldt nu blijkbaar ook voor de technische, wettelijke en organisatorische aspecten. Eigenlijk is dus het feit van het al dan niet kunnen doen van een uitspraak over de vier hy pothesen mijns inziens op zichzelf weer een hypothese die duidelijk moet GEODESIA 2002-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 16