Twee historische situaties grootschalige topografische details konden worden ingetekend. Tenslotte zou nog aan de eis moeten worden vol daan dat de afgebeelde topografie een precisie van ongeveer één meter moest hebben om details te kunnen afbeel den en ook om oude meetresultaten uit de 16e eeuw met een meetnauw- keurigheid van een halve Friese Ko ningsroede 1,96 m) zichtbaar op de kaart te kunnen vergelijken. Uiteraard werd daarbij de in de inleiding ge noemde vraag gesteld welke basiskaart aan de geformuleerde eisen kon vol doen. Welnu, zoals uit de figuren die zijn overgenomen uit genoemd boek zal blijken, kon de landsdekkende homogene Grootschalige Basiskaart van Nederland aan deze eisen voldoen. Deze is in de laatste decennia van de vorige eeuw in samenwerking tussen Kadaster, gemeenten en nutsbedrijven vervaardigd. Dit thans door LSV-GBKN uitgegeven kaartproduct op schaal 1 1.000 of 1:2.000 heeft een standaard- schaal, een standaardkaartinhoud en -formaat en is vervaardigd door middel van fotogrammetrie, aanvullende me tingen en naverkenning. Na onder zoek is gebleken dat deze kaart in lan delijk gebied een gemiddelde precisie heeft van ruim een halve meter, die ruimschoots aan de eerder geformu leerde beschreven precisie-eis voldoet. Er kunnen als voorbeeld twee histo- risch-geografische situaties worden ge noemd: de beschrijving van een in 1821 ver vallen gemeentegrens (de 'grietenij- slcieding') tussen Dantumadeel en Tietjerksteradeel; de beschrijving van een middel eeuwse opstrekkende verkaveling (de verkaveling van Eslawald). 'Grietenijskieding' tussen Dantumadeel en Tietjerksteradeel De Friese gemeenten behielden tot 1848 hun middeleeuwse grietenij- naam en vrijwel al hun middeleeuwse grenzen. Alvorens het Kadaster in 1832 werd ingevoerd, hebben de kadastrale landmeters in de jaren daarvoor de metingen uitgevoerd ter vervaardi ging van de kadastrale minuutplans. J. H. Holsbrink, lid Werkgroep Geschiedenis der Geodesie van de Stichting De Hollandse Cirkel. Fig. 2. De vervallen gemeentegrens volgde op deze plek het nog bestaande midden van de sloot. Wanneer in een bepaalde gemeente de metingen begon nen, dan was hun eerste taak het beschrijven van de ge meentegrenzen. In aanwezigheid van burgemeesters, be stuurders, ambtenaren en plaatselijke deskundigen werden de gemeentegrenzen vastgesteld en in een proces-verbaal met bijbehorend kaartmateriaal vastgelegd. Zo werd bij proces-verbaal van 5 augustus 1820 de grens tussen de grie tenijen Dantumadeel en Tietjerksteradeel vastgesteld. Op verzoek van de Controleur van de Directe Belastingen werd echter bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1823 vastgesteld dat de grens tussen de genoemde gemeenten ter plaatse van Veenwoudsterwal gelegen zou zijn in het midden van de vaart door Veenwoudsterwal. De eerder beschreven onge veer honderd meter zuidelijker gelegen middeleeuwse grie- tenijgrens kwam daardoor te vervallen. Met behulp van het proces-verbaal van 1820, de minuutplans en de hermeten kadastrale kaart van 1964 kon de ligging van de oude grens met voldoende precisie en betrouwbaarheid op de kaart worden gereconstrueerd. In het terrein bleken nog enige restanten van deze oude grens zichtbaar te zijn. De vraag rees welke kaartsoort bij de beschrijving van de geschiede nis over Veenwouden kon worden gebruikt om de ligging van de oude grens in beeld te brengen. De te kiezen basis kaart moest aan de volgende voorwaarden voldoen: nog zichtbare resten van de grens moeten op de kaart zijn afgebeeld; de kaart moet in voldoende mate grootschalig zijn; eventuele signatuur moet kunnen worden toegevoegd. In fig. 3 is goed zichtbaar dat het fragment van de Groot schalige Basiskaart van Nederland uitstekend aan deze voorwaarden voldoet. Door met 'balle tjes' als signatuur de nog zichtbare res ten van de grens aan te duiden konden deze stukjes oude grietenij grens op de kaart worden onderscheiden van de niet meer in het terrein zichtbare, met een 'streeplijn' afgebeelde, delen van de grens. Verkaveling van Eslawald Nadat de Flertog van Saksen in 1498 een centraal gezag in Friesland vestig de, voerde hij in 1511 een nieuwe grondbelasting in. De administratie van de eigenaren is bewaard gebleven als het zogenaamd Register van de Aanbreng. Het vervolg op deze belas ting was de floreenbelasting, die gead ministreerd werd in de zogenaamde floreenkohieren. Vanaf 1700 werden elke tien jaar tot 1858 deze floreenko hieren vernieuwd. In het laatste deel (van 1858) van elke grietenij werden bij elk kohiernummer de kadastrale nummers genoteerd. Hierdoor is het veelal mogelijk de eigendomsgrenzen vanaf 1700 of soms nog eerder te re construeren. GEODESIA 2002-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2002 | | pagina 9