ters opgesteld langs de kustlijn meten momenteel het hoogteverschil tussen het continent en het op-en neergaande water. Er ontstaat uiteraard een pro bleem indien ook het land een op- en neergaande beweging vertoont. Boven dien zijn de opstelplaatsen van de ver schillende maregrafen of getijdeme ters in verschillende landen niet opti maal met elkaar verbonden. Omdat hier vooral de hoogte van belang is, is ook hier een nauwkeurigere hoogte coördinaat voor GPS van belang. GPS wordt eveneens gebruikt voor het schatten van de waterdamp in de tro posfeer. Indien de nauwkeurigheid van de hoogtecomponent kan worden verhoogd, zal dit meteen ook een in vloed hebben op de wetenschappelijke studies omtrent de variaties in de tro posfeer. Met de horizontale en verticale ver plaatsing ten gevolge van de atmosfe rische belasting, met amplitudes van een paar centimeter, wordt in weten schappelijke GPS-verwerlcingssoftware geen rekening gehouden. Tot op heden werd het verband tussen GPS-tijdseries van permanente stations en hun at mosferische belasting niet of nauwe lijks onderzocht. Berekening Rabbel en Zschau [1] toonden aan dat men voor het modelleren van de verti cale verplaatsing een beroep moet doen op een 2D-regressie. Ze ontwik kelden een dubbel coëfficiënt correla tiemethode (de 'Two Coefficient Corre lation Equation' of TCCE) die geba seerd is op een regressie met twee coëf ficiënten, één voor de korte golfleng ten en een tweede voor de lange golflengten. Ah -0,35 p- 0,55 p' Fig. 1. Principe van het IBO-model (links) en NIBO-model (rechts) voor de reactie van de oceanen. methode ook rekening wordt gehouden met de gemiddelde atmosferische druk in de omgeving van het station, zal ze nauwkeuriger zijn dan een berekeningswijze die enkel steunt op de lokale regressiecoëfficiënt. Rabbel en Zschau beweren zelf dat de gemiddelde fouten kleiner zijn dan 0,5 mm, terwijl de maximale fouten kleiner blijven dan 1 mm. Praktische berekeningen en vergelijkingen met andere me thoden voor de berekening van de atmosferische belasting [2] tonen aan dat deze methode zonder problemen kan wor den toegepast voor de berekening van de atmosferische be lasting van inlandse stations. Voor kuststations kunnen de resultaten tussen de TCCE-methode en andere methoden met 50% verschillen, een waarde die bij een hoge nauwkeu- righeidsvereiste niet meer aanvaardbaar is. Volgens een tweede methode wordt de omgeving van het station gesplitst in deelgebieden. Voor elk deelgebied bere kent men dan de invloed van de atmosferische druk op het station, rekening houdend met de afstand van het deelge bied tot het station. Alle partiële invloeden van de verschil lende deelgebieden samengenomen geeft de totale vertica le verplaatsing in het station volgens de convolutiemethode (CONV). Het berekenen van de partiële resultaten van een deelgebied gebeurt door het maken van een convolutie van de atmosferische druk in dit deelgebied met de 'Green-func tie' G(6j), een functie die de reactie van het aardoppervlak op een veranderende druk beschrijft. Reactie van de oceanen De reactie van de oceaanbodem op een veranderende at mosferische druk is moeilijk te achterhalen. Verschillende modellen werden reeds voorgesteld, maar het uittesten en vergelijken van deze modellen is niet eenvoudig. Algemeen wordt aanvaard dat de oceanische reactie het midden houdt tussen het IBO- en het NIBO-model. IBO staat voor Inverted Barometer Ocean Model. Volgens dit model zou een verhoging van de atmosferische druk met 1 Hpa een verlaging van de waterkolom van 1 cm met zich meebren gen, zodat de gezamelijke druk op de oceaanbodem van de atmosfeer en het water constant blijft (fig. 1). De oceaan bodem ondervindt geen drukveranderingen en zal dus geen deformaties ondergaan. De tegenhanger van dit model is het Non Inverted Barometer Ocean of NIBO-model, waar de oceaanbodem op dezelfde manier wordt gemodelleerd als de continenten. met Ah de verticale verplaatsing in millimeters, positief naar beneden ge richt; p het verschil van de lokale at mosferische druk en de standaard druk van 1013,25 hPa; p'het gemiddel de van het verschil tussen de lokale atmosferische druk en de standaard druk in een circulair gebied met een straal van 2000 km. Aangezien bij deze NIBO mevr. dr. M. Brondeel, Universiteit Gent, Vakgroep Geografie. 1 m bar GEODESIA 2003-1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2003 | | pagina 41