van de zettingen die optreden. Con
tractueel gezien mocht de zetting van
het maaiveld bij het Pannerdensch Ka
naal maximaal 25 mm bedragen. Om
het boorproces te ondersteunen en om
te controleren of de toegestane zettin
gen niet groter dan 25 mm waren,
moesten gedurende het boorproces
continu actuele en betrouwbare gege
vens over waterspanningen, zettingen
van het maaiveld en de dieper gelegen Een blik in de
grondlagen beschikbaar zijn. tunnel.
Automatische gegevens-
inwinning
Fugro kreeg van Comol de opdracht om
de geomonitoring van dit project te ver
zorgen. De eisen die hieraan werden ge
steld door de Projectorganisatie Betuwe
route, waren hoog. Iedere drie uur gedu
rende zeven dagen per week dienden ac
tuele gegevens (niet ouder dan een uur)
over waterspanningen, en zettingen
van het maaiveld en de dieper gelegen
grondlagen, op verschillende plekken
beschikbaar te zijn. Om aan deze stren
ge eisen te kunnen voldoen heeft Fugro
een uniek meetplan opgesteld en uitge
voerd. Dit heeft geresulteerd in een
maatwerk-GIS, dat gebruikmaakt van
een onafhankelijke stroomvoorziening,
geautomatiseerde gegevensinwinning
en telemetrie. De meetdata werden au
tomatisch omgezet van ruwe data naar
meetwaarden, die in een database en on
line beschikbaar werden gemaakt via in
ternet. Hierdoor hadden geautoriseerde
partijen (Fugro, Comol, Railinfrabeheer)
continu de beschikking over de voor
hen relevante gegevens.
Frans Faber was op locatie in Angeren verantwoordelijk
voor het draaiende houden van de apparatuur en we
hebben hem gevraagd hoe hij het project ervaren heeft.
"Vanaf de start van de monitoringswerkzaamheden bij
de tunnel ben ik op het werlc aanwezig geweest (En niet
alleen ik: mijn collega Friso te Meerman moet hier ook
worden genoemd!). In het begin was het een zeer drukke
tijd, waarbij van alles gepionierd moest worden. We zijn
begonnen met het uitzetten van de posities van alle geo-
technische apparatuur, zoals extensometers en water-
spanningsmeters. Onze Fugro-collega's die gespeciali
seerd zijn in die apparatuur, hebben vervolgens gaten
geboord en de instrumenten geplaatst. Ondertussen is er
een hoop gesleuteld aan het aan elkaar knopen van sen
soren, stroomvoorziening, datatransmissie en verwer-
kings- en presentatiesystemen. Het leuke van dit werk
vind ik dat je deze technische werkzaamheden moet
doen in een wirwar van contacten met de aannemer, de
(af en toe boze) boeren, leveranciers en met je collega's.
Ruim op tijd hadden we alle apparatuur geïnstalleerd en
kon worden begonnen met het testen. Je kunt je niet
voorstellen wat je dan allemaal tegenkomt: alles waar
van je van tevoren denkt 'dat zou weieens mis kunnen
gaan', gaat ook mis. Daarbovenop komen de kinderziek
ten waarvan je niet had durven dromen: van tachyme-
ters die in een aquarium veranderen tot klassieke
lege batterijen. Toen alles eenmaal draaide, werd het
wat rustiger en
konden data wor
den geprodu
ceerd. De inter-
net-applicatie was
daarbij van on
schatbare waarde:
niet alleen wer
den hierin de data
gepresenteerd,
ook diende de ap
plicatie als plan
ningstool voor al
lerhande handmatige metingen die we volgens het con
tract moesten uitvoeren. Het was gedurende het boren
erg leuk om samen te moeten werken met de aannemer;
je werd beschouwd als deel van het team dat een tunnel
aan het boren was. Ik heb veel geleerd van die samen
werking en ik ben ervan overtuigd dat de aannemer ook
veel van ons heeft geleerd. Er werd door de aannemer
ook echt op ons gebouwd, zo af en toe was het spannend
om de verantwoordelijkheid voor het draaiend houden
van het systeem te dragen. Toch waren het deze verant
woordelijkheid en zelfstandigheid die het werk voor mij
zeer interessant maakten, waar ik met veel plezier aan
terugdenk. Eigenlijk is het jammer dat de boormachine
de weg niet is kwijtgeraakt: anders waren we nu nog aan
het meten geweest!"
ing. IJ.W.
van der Bent,
unit manager
Geo-lnformatie
bij Fugro, en
ir. E.H.W. Fortuin,
hoofd afdeling
Geo-lnformatie,
Fugro Arnhem.
Wat vond de bemanning ervan?
GEODESIA 2003-3