Van bol naar plat vlak FLEPOS-gebruiker, de professionele landmeter. Wim Van Huele toont, na inloggen op het systeem, de gegevens die daar bin nenkomen. In groen zijn de stations ge markeerd waar op dat moment data van binnenkomen in het controlecen trum en wat aangeeft welke satellieten die stations ontvangen. Per seconde kan dit worden gevolgd. Automatisch worden de gegevens per station gesyn chroniseerd. Je ziet ook van welke sta tions op dat moment gebruik wordt ge maakt en waar die gebruikers zich be vinden. Er kunnen tien personen tege lijk per gebruiksmodus inbellen. Een klik op station Brugge en we zien vier landmeters verbinding hebben. Een an dere klik laat zien dat één van hen be zig is op negen kilometer van Brugge en op dat moment zijn correctiegegevens ontvangt. Je kunt ook zien van welke sa tellieten die gegevens komen, en welke gegevens worden gevraagd. Je kunt als gebruiker namelijk kiezen voor twee oplossingen: een eenvoudige ofwel single reference-oplossing, waarbij een gebruiker de correcties krijgt van het dichtstbijzijnde referentiestation (modus 2a) of de meest uit gebreide (modus 1), gebaseerd op de gegevens van een aantal stations in de buurt van de gebruiker, de zogenaamde net werkoplossing. Uit die meerdere stations wordt een correc tiemodel voor onder andere ionosferische storingen opge bouwd en dan een virtueel station berekend zo dicht moge lijk (enkele meters) in de buurt van de gebruiker. Deze laatste methode geeft de meest nauwkeurige resultaten en wordt vooral gevraagd door meer kritische gebruikers. En die zijn er heel wat in Vlaanderen, te oordelen naar de aanvragen. De werkzaamheden voor de landmeter in het terrein zijn overzichtelijk. Nadat hij met zijn GPS-ontvanger de voorlo pige DGPS-coördinaten via de satellieten heeft vergaard, zendt hij deze via de zogenaamde NMEA-datastring per GSM naar het controlecentrum met de vraag om RTCM-cor- rectiegegevens te mogen ontvangen. De keuze van het tele foonnummer bepaalt of hij de netwerk- of de single referen- ce-methode wil. Van het controlecentrum ontvangt hij dan per omgaande de gewenste correctieparameters en verwekt deze in zijn ontvanger. Op dat moment zijn de plaatsbepa- linggegevens nog in het ETRS-systeem, dus in bolcoördina- ten. Maar omdat Vlaanderen volgens Jacques Brei erg vlak is, zal men meestal in het landelijk systeem Lambert 72/50 willen werken en daarvoor moet de landmeter zelf de daar toe gewenste transformatieparameters kiezen. Deze kun nen vooraf al voor alle negenendertig zones in de ontvan- gersoftware opgenomen zijn, maar zijn ook via internet te verkrijgen. De keuze van de correcte transformatiezone is de verantwoordelijkheid van de landmeter zelf. Het betreft een 3D-transformatie, dus de hoogte is beschikbaar in het TAW-systeem (Tweede Algemene Waterpassing). De trans formatieparameters zijn niet voor heel Vlaanderen gelijk, maar zijn bepaald voor kleinere ge bieden (zones) van ongeveer 700 km2 rondom de plaats van de refe rentiestations. Dit is uitgevoerd door het NGI (Na tionaal Geogra fisch Instituut voor België). Tege lijkertijd zijn de coördinaten van de referentiesta tions bepaald in een gemeen schappelijke cam pagne van het NGI en FLEPOS, waarmee ze zijn verankerd in het landelijke en het Europese stelsel. In de toekomst zal het NGI de me tingen op de referentiestations door wekelijkse monitoring blijven volgen en zonodig aanpassen. Wie in het terrein op moeilijkheden stuit, kan te allen tijde, dat wil zeggen elke werkdag van 8.00 tot 17.00 uur de helpdesk bellen om zijn problemen voor te leggen. Daar wordt men direct te woord gestaan door ervaren topo- grafen van FLEPOS. Voor post-proces sing kunnen via internet (www.fle- pos.be) de nodige RINEX-data worden opgevraagd, waaronder informatie over de zichtbaarheid van de satellie ten en de status van de ionosfeer. En ook dat is allemaal gratis. Dat mag dienstverlening heten! Het doel van de Vlaamse overheid is om met dit alles de integratie van alle metingen te bevorderen. Waar voor heen iedere landmeter zelf maar moest zien zijn meting te verankeren in het nationale coördinatenstelsel, gebeurt dit nu vrijwel automatisch, identiek en met dezelfde nauwkeurig heid. En dat geeft zeker ook tijdwinst. Samen met de gratis dienstverlening zal dit alles de overstap naar de inzet van GPS-technologie ongetwijfeld be vorderen. Of, zoals men dat in Neder land al zei: het einde van de klassieke landmeetkunde komt ook voor België in zicht. GEODESIA 2003-3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2003 | | pagina 32