een gebied opgegeven, dat geblokkeerd wordt voor mutatie Fig. 4. door andere gebruikers. Bij dit proces, check-out genoemd, Twee footprints, komen alle punt- en lijnelementen die geheel in het gebied één gebouw? vallen, in het gewenste CAD-formaat beschikbaar voor de backoffice. AutoCAD, IGOS, InFoCAD en MicroStation wor den hierbij ondersteund. Als tweede stap worden met het CAD-pakket wijzigingen aangebracht of worden terrein metingen 'ingewerkt'. Dit gaat op de nu gebruikelijke wijze en staat los van het gebruik van NGDW. Het toekennen van classificaties en het structureren van lijnelementen zijn een backoffice-taak. Nadat alle wijzigingen, waaronder ook de verwij dering van elementen, zijn aangebracht, worden in een derde stap de wijzigingen als was/wordt aangeboden aan NGDW via de 'check-in' procedure. Tijdens de check-in transactie worden objecten gevormd. Deze objecten kun nen op een daartoe geëigend moment in een vierde en laat ste stap via een snapshot, een kopie op een bepaalde opge geven peildatum, worden overgebracht naar de frontoffice- opslag. Hier zijn de objecten beschikbaar voor een brede groep geïnteresseerden: baliemedewerkers, burgers, be leidsambtenaren en bestuurders. Objecten zijn er in drie soorten: puntobjecten, lijnobjec- ten en vlalcobjecten. Deze zijn opgebouwd uit 'basiscom ponenten', de eerdergenoemde punt- en lijnelementen. Bij punt- en lijnobjecten is er een één op één-relatie tussen ba siscomponent en object. Een vlakobject wordt gevormd uit grenzen en puntelementen. In de regelgeving is vastge legd of dat één puntelement is (centroïde) of dat het meer dere puntelementen, met gelijke classificatie, betreft. Een voorbeeld van deze classificerende punten zijn watersym bolen in watervlakken. Hoe objecten tijdens de check-in uit basiscomponenten worden gevormd, is vastgelegd in de regelgeving. Alle basiscomponenten zijn voorzien van één of meer classificaties (bijvoorbeeld LKI-code) die hun rol in de objectvorming bepaalt. De eerste stap van de check-in is het uitvoeren van controles die ervoor zorgen dat de objectvorming reproduceerbaar is. Zo wordt gecon troleerd of grenzen volledig gestructureerd zijn en elkaar nergens kruisen. Na afloop van de objectvorming wordt gecontroleerd of alle basiscomponenten onderdeel van een object zijn geworden. Bij de objectvorming en controle spe len niet alleen toegevoegde basiscom ponenten een rol, maar ook alle reeds aanwezige. Zo kent NGDW een 'object- liggingscontrole' waarmee aan de hand van opgegeven regels wordt na gegaan of de ligging van een object ten opzichte van een ander is toege staan. Zo kan de gebruiker bijvoor beeld een waarschuwing krijgen in dien een gebouw niet volledig op 'ter rein' ligt. Indien bij de check-in fouten worden geconstateerd, worden deze aan de gebruiker, zo mogelijk gra fisch, gemeld. De check-in transactie wordt teruggedraaid, waardoor de si tuatie in de database gelijk is aan de situatie voor de start van de check-in. Door deze werkwijze is de situatie in de database altijd in overeenstem ming met de regelgeving. De consis tentie van gegevens die met de komst van de relationele database eindjaren tachtig voor administratieve toepas sing gebruikelijk is, kan door NGDW ook voor ruimtelijke gegevens wor den gewaarborgd. De basis voor de objectvorming is de regelgeving. Zo wordt vastgelegd wel ke classificatie een punt- of lijnele- ment moet hebben om punt- respec tievelijk lijnobject te worden. Voor een vlakobject worden vastgelegd de classificaties van: grenzen; centroïden; classificerende punten. Er moet minimaal één grens zijn en minimaal één centroïde of classifice rend punt. In een Taag' (thema) mo gen vlakken niet overlappen. Er wordt vastgelegd welke typen vlalcobjecten in één laag voorkomen en of de vlak ken op elkaar aansluiten of ook eilan den mogen bevatten. Doordat grenzen en classificerende punten in definities van meerdere vlakken mogen voorko men, is de regelgeving zeer flexibel. Een lijnelement kan bijvoorbeeld als grens van een opdelingsobject optre den en gelijktijdig als grens van een inrichtingsobject. Deze flexibiliteit wordt nog groter indien de backoffice toestaat dat een lijnelement meer dan één classificatie heeft. Door deze rnul- ticlassificatie kan het lijnelement bij voorbeeld gelijktijdig terreingrens en lijnobject 'raster' zijn. Op deze wijze Objectvorming Regelgeving voor objectvorming GEODESIA 2003-5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2003 | | pagina 10