.IAh"
De Topografische Dienst in 1940
Geogroep gezien de vele aangelegde
rotonden, rondwegen, boscomplexen,
bedrijventerreinen en natuurgebie
den. Bij het naderen van de tunnelin
gang werd de spanning opgevoerd. Jan
wees op de eerste tekenen van de tun-
nelarbeid: de aanvoerwegen, een
mooie brug, de bouwput die nu geen
bouwput meer is. De meetwerkzaam-
heden gebeurden op de meest geva
rieerde wijze: met meetband, tachyme-
trie en GPS, en voor de hoogtebepaling
werd naast geautomatiseerde water-
pasapparatuur ook nog het flesjeswa-
terpas van stal gehaald omdat hydro
statisch waterpassen toch wel erg
nauwkeurig was.
ten en erwtensoep, en op de buiten-
dekken klikten honderden fototoestel
len toen de laatste boot van 'de andere
kant' passeerde. Net als die van ons
met de vlag halfstok en een zwarte
vlag in top. En bij het aanleggen aan de
steiger waren het niet de auto's die, zo
als gebruikelijk, vanuit de startblok
ken de boot af scheurden, maar drom
den de honderden passagiers, onder
indrukwekkend tromgeroffel de boot
af naar het Zeeuws-Vlaamse land dat
vanaf die dag niet langer meer 'de
overkant' heet.
Vanaf die plek reed de Grontmij-bus
ons door het Zeeuws-Vlaamse land
richting Terneuzen, volgens Peter een
aaneengesloten werkterrein van de
De nieuwe
Westerscheldetunnel
(noordzijde).
En dan was er het gat van de tunnel.
Een blik op de klok om te zien hoe lang
de overtocht hier wel zou duren... en toen stonden we stil....
file. De eerste, maar waarschijnlijk niet de laatste in deze
tunnelhistorie. Al snel reden we weer. Vol bewondering blik
ten de busreizigers vooruit en wezen elkaar de markante za
ken: de mooie verlichting, de vluchtgangen, de alarmtele
foons, de ruwe wanden en de bodem waaronder, volgens de
toelichting, een kabelgoot is aangelegd waardoor een (klein)
treintje kan rijden. Maar daar zag je niets van. Langs de wan
den hielden opvallend grote cijfers ons op de hoogte van de
vordering. Vanaf de zuidzijde was het aftellen: zes kilometer,
vijf, vier, drie, twee, één... En ook aan het eind van deze tun
nel gloorde tenslotte licht. Toen de elektronische tolpoort
uitnodigend voor ons openklapte, reden we als het ware toch
opgewekt en voldaan het nieuwe tijdperk in, de nostalgie en
de weemoed achter het tolpoortje latend en dankbaar dat de
Geogroep ons dit heeft laten beleven.
Want het is toch leuk om later te kunnen zeggen: "Ja, daar
ben ik ook bij geweest".
Een nieuwe biografie van generaal
Winkelman tipt in een zin ook het
karteerbeleid van de Topografische
Dienst na mei 1940 aan:
"De directeur van de Topografische
Dienst van Defensie kreeg een stevige
uitbrander [van Winkelman, red.]
toen bleek dat hij zonder overleg met
het wettig Nederlands gezag de Duit
sers kaarten leverde van België en
Noord-Frankrijk terwijl daar de oor
log tegen onze Bondgenoten nog in
volle gang was!".
Teo van Middelkoop, Een soldaat doet zijn
plicht, Zaltbommel 2002, p. 302.
Eerder was over de Topografische
Dienst in 1940 het volgende gepubli
ceerd:
"Na het uitbreken van de oorlog deed
Schermerhorn een poging de topo
grafische dienst te beschermen tegen
Duitse inmenging waardoor hij in
het studenten- en hooglerarenverzet
terecht kwam".
G. Punchinger e.a., W. Schermerhom. Mi
nister-president van Herrijzend Neder
land, Naarden 1977, p. 279.
Tijd voor een nieuwe, integrale studie?
GEODESIA 2003-5