Reflectorloze tachymetrie versus laserscanning len dient in de laserdata de verfbelij- ning te worden gedetecteerd. Dit doet men door gebruik te maken van het feit dat de laserscanner niet enkel de x, y en z-coördinaat van het gereflec teerde laserpunt bepaalt, maar tevens de hoeveelheid gereflecteerde energie registreert. Binnen de software wor den aan verschillende intensiteiten verschillende kleuren toegekend. Aan gezien verfbelijning aanzienlijk meer reflectie geeft dan het asfalt, worden hierdoor in de laserdata de verfstre- pen zichtbaar. Uit de laserdata wordt een set laser- punten geselecteerd om het wegvlak te berekenen. Dit gebeurt aan de hand van het opgeven van een polygoon. Voor de begrenzing van deze poly goon, die de begrenzing van een rij strook moet vertegenwoordigen, wordt gebruikgemaakt van de verfbe lijning. Met de software kan door de set van laserpunten automatisch het vlak worden berekend, inclusief een bijbehorende kwaliteitsbeschrijving in de vorm van een standaardafwij king. Deze lag in de regel op zo'n 2 a 3 mm. Wanneer de standaardafwijking boven de 5 mm was, is in de laserdata nagegaan of er sprake is van spoorvor ming of kromming van de weg, zodat bijvoorbeeld de hoger gelegen punten aangehouden kunnen worden voor de bepaling van het wegvlak. Door de software wordt vervolgens loodrecht op dit vlak de laagste doorrij hoogte bepaald en een maatlijn inclusief de maatvoering in het model geplaatst. Vanuit dit model kunnen diverse afle- vervormen worden veivaardigd, waar onder een aflevervorm zoals is weerge geven in fig. 9. Hieruit is tevens de lo catie op de rijstrook af te leiden waar de laagste doorrij hoogte zich bevindt. Tijdens het scannen wordt een digitale foto gemaakt van het object. Hierdoor Fig. 8. Verstoring van de laserdata door het wegverkeer. is het mogelijk tevens de hoogtematen af te beelden op deze Fig. 7. digitale foto en het resultaat digitaal weg te schrijven (fig. Verwerking op 10). kantoor. Tijdens de pilot zijn naast lasermetingen tevens door de MD metingen uitgevoerd met een reflectorloze tachymeter ten einde inzicht te krijgen in onder andere de doorlooptijd en nauwkeurigheid van laserscanning ten opzichte van reflec torloze tachymetrie (fig. 11). Doorlooptijd Beide meetploegen zijn, na een dag proef te hebben ge draaid, één meetdag naast elkaar gezet met de bedoeling een zo hoog mogelijke productie te halen. Ten aanzien van de lasermeting is de eerder besproken scanmethode gehan teerd. Zowel tijdens de tachymetrische metingen als bij de metingen met de laserscanner is voor de diverse activitei ten de tijdsduur bijgehouden. Fig. 12 geeft een indicatie van de gemiddelde tijdsbesteding voor de verschillende activiteiten per portaal per rijrich ting. Het betreft hier een indicatie, aangezien de tijdsduur van de verschillende activiteiten afhankelijk is van veel fac toren. De gemiddelde tijden zijn gebaseerd op de omstan digheden op de A13 en A20, met een betrekkelijk korte af stand tussen de objecten, een statische vluchtstrookafzet ting, een goed op de meetploeg ingespeelde kantonnier, droog en helder weer, en objecten die maximaal over vijf Fig. 9. Laserdata met doorrijhoogten. Datum 5 april 2002 Portaal: 3209 Rijksweg: A20 Positie: HM22.95 Baan: noordbaan Stand: schuin Opmerking (1.727 m GEODESIA 2003-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2003 | | pagina 9