Themamiddag Laseraltimetrie Verslag AHN voor waterschapstaken AHN+ pilot Het was alweer bijna drie jaar geleden dat het onder werp laseraltimetrie aan de orde was geweest, destijds op een hele themadag (11 mei 2000), dus werd het hoog tijd voor een vervolg. Bijna vijftig KvAG-leden deelden deze mening en bezochten de KvAG-themamiddag over laseraltimetrie op 25 maart 2003 in het Geodesie- gebouw van de TU Delft, volgens de dagvoorzitter, prof. George Vosselman, vermoedelijk de laatste themamiddag op deze locatie. Vergeleken met drie jaar geleden lag de nadruk nu sterker op digitale hoogte- en oppervlaktemodel len. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de naderende voltooiing van het AHN, zodat men op diverse plaatsen broedt op de vraag: hoe nu verder? De eerste spreker, Reinart Koops, is werkzaam bij de Dienst Waterbeheer en Riolering (DWG), die onder meer verant woordelijk is voor de waterschapstaken in een gedeelte van Noord-Holland en Utrecht. De dienst gebruikt het AHN bij het berekenen van grootheden als maaiveldhoogte en actu ele drooglegging (het verschil tussen maaiveld- en water hoogte). Gecombineerd met de maximale drooglegging die uit bodem- en landgebruikslcaarten wordt gehaald, levert dit geschilctheidskaarten op, die aangeven of een gebied te droog of te nat is, of precies goed natuurlijk. Ook worden faalkansanalyses uitgevoerd om de economische schade te voorspellen, die zou ontstaan bij een stijging van het water peil. Helaas is het geen sinecure om de maaiveldhoogte met de vereiste nauwkeurigheid uit het AHN af te leiden. Sloten, wegen, dijken en bebouwing moeten worden verwijderd om alleen het maaiveld over te houden. Men maakt een masker door deze objecten een beetje ruim uit de ToplOvec- tor te knippen. Met conventionele metingen is een nauw keurigheid van 2,3 cm te bereiken, terwijl AHN op 5 cm blijft steken, en dat is dan nog zonder de variatie door bodemzetting en gewashoogteverschillen. Om correcties te kunnen uitvoeren worden controleraaien gemeten met twintig tot vijfentwintig punten per hectare. Hierbij treden verschillen aan het licht van 0 tot 4 cm, die vaak niet-nor- maal verdeeld zijn, hetgeen een statistisch verantwoorde correctie in de weg staat. Uiteindelijk zit de nauwkeurig heid net op het randje van de 2 a 3 cm die nodig is voor ver antwoorde peilbesluiten. In vier polders lukte het, maar in vier andere niet. Daarom ziet de DWG reikhalzend uit naar het nauwkeuriger AHN+. Op de vraag of ze dan nog steeds zelf moeten corrigeren, antwoordt Koops dat dat vanwege de bodemzetting altijd nodig zal blijven. Wel hoopt men met minder controleraaien toe te kunnen, want die zijn veel duurder dan het AHN zelf. dr. B. Gorte, TU Delft, afdeling Geodesie Dezelfde problematiek wordt vanuit het producentenperspectief belicht door Regine Brügelmann van de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat (MD). Ook daar is bekend dat het AHN niet altijd aan de eisen van de water schappen voldoet, met name in gebie den met een snelle bodemzetting. Men had reeds berekend dat met strookveref- fening het AHN zou worden verbeterd. De gemiddelde hoogte van een gebied van 100 ha zou dan met een nauwkeu righeid (standaardafwijking) van 1,7 cm kunnen worden bepaald. Let wel, dit is de gemiddelde hoogte in het hele ge bied en die is niet afhankelijk van hoe vlak het terrein is! De standaardafwij king wordt in theorie kleiner naarmate het gebied groter is, en zou bij 700 ha nog slechts 1 cm bedragen. De theorie achter al deze berekenin gen bevat echter nogal wat aannamen. Daarom is men blij met de resultaten van een AHN+ pilot in een deel van Zuid-Holland, ruwweg tussen Den Haag en Gouda. In dit dichtbevolkte gebied zijn negenenzestig voetbalvel den gevonden, die ideaal zijn als refe- rentievelden, hoewel ze vaak minder vlak zijn dan niet-voetballers denken. Bovendien liggen ze veelal in de be bouwde kom, zodat de AHN-toeleve- ranciers er contractueel eventuele uit schieters niet uit hoefden te halen; dit heeft de MD toen zelf gedaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen meetfouten (laser, GPS, INS), andere va riaties (dag- en seizoenvariaties, lokale variaties) en fouten in de aanslui ting op de referentievelden. Dit onder scheid is van belang omdat sommige foutenbronnen beter wegmiddelen dan andere. Waar de berekeningen de eer dergenoemde nauwkeurigheid van 1,7 cm (voor 100 ha) en 1,0 cm (voor 700 ha) hadden voorspeld, kwam de AHN+ pilot niet verder dan 3,0, respectievelijk 2,7 cm. In allevier gevallen zijn zestien refe rentievelden gebruikt. Met zestig refe rentievelden verbetert de nauwkeurig heid tot 2,6 cm, respectievelijk 1,8 cm. GEODESIA 2003-7/8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 2003 | | pagina 14