Een dagje...
Ii
De rol van de Dienst Geografie voor de Nederlandse Krijgsmacht
Al eeuwenlang hebben legers
behoefte aan goede kaarten om hun
marsroutes te bepalen, de plaats van
verdedigingsstellingen aan te geven
of vijandelijke troepenverplaatsingen
te markeren. Voor Nederland waren in
het verleden meestal kaarten van het
eigen land toereikend, omdat de
doelstelling zich zelden richtte op het
veroveren van naastliggende
gebieden. Later, toen samenwerking
in NAVO-verband in opkomst was,
kreeg met name de Duitse laagvlakte
veel belangstelling, vooral om te
oefenen in het tegenhouden van de
vermoedelijke oostelijke vijand.
Tegenwoordig heeft de taak van de
Nederlandse krijgsmacht een wereld
wijde strekking gekregen. Inzet van
Nederlandse landmacht-, marine- en
luchtmachtonderdelen kan daardoor
over vrijwel de hele wereldbol
noodzakelijk zijn. En dat maakt
de kaartverstrekking wat lastiger.
Overste Frans Visser
(r) en redacteur
Theo Scheele hij het
vaandel van de
nieuwe afdeling
DGKL.
"n het verleden, en met name in de
tijden van de Koude Oorlog, werd
-bijna al het benodigde geografische
materiaal aangeleverd door de Topo
grafische Dienst Nederland (TDN) of
door één van haar Duitse zusterorgani
saties. Als tegenwoordig Nederlandse
Apache-helikopters, Leopard-tanks of
een marinierspeloton plotseling moe
ten worden ingezet in verre landen als
Irak, Afghanistan of Libanon, is de eer
ste vraag van die onderdelen naar ac
tueel kaartmateriaal van het gebied
waar de inzet is gewenst. En voor dat
kaartmateriaal moet het Nederlandse
leger zelf zorg dragen. Maar dat valt
dan buiten het werkgebied van de eer
dergenoemde TDN. De dienst die daar
voor in het leven is geroepen, draagt
de hedendaagse naam 'Dienst Geogra
fie van de Koninklijke Landmacht
(DGKL)'. De DGKL ontleent haar be
staansrecht aan een in 2001 gestart le-
gerplan, waarbij in één klap alle
onderdelen die zich met geografische
Op herhaling bij de
Koninklijke Landmacht
Theo Scheele,
redacteur.
&A.Ö g 4 t,
GEODESIA 2003-9