TU Delft
SCRIPTIES
Gebouwgegevens redden levens
Groeiende Gebouwen Registraties
- een onderzoek naar diverse
implementatieaspecten die
spelen bij de invoering van een
Basis Gebouwen Registratie
De afstudeerscripties van de TU Delft, afde
ling Geodesie, zijn te verkrijgen bij de bi
bliotheek, telefoon (015) 278 25 60 of278 25
68. De publicaties zijn ook aan te vragen
via: www.geo.tudelft.nl/bibliotheek.
Merijn Backx
(Afstudeerdatum: 06-06-2003)
Gebouwgegevens vormen een be
langrijke basis voor risico-inventa
risaties. Ministeries, gemeenten en
hulpverleningsdiensten (de Openbare
Orde en Veiligheid-organisatie) heb
ben als taak het verzorgen van een vei
lige leefomgeving. Om die taak te kun
nen uitvoeren hebben ze informatie
over de omgeving nodig, op basis waar
van een risico-inventarisatie kan wor
den gemaakt. Met behulp van deze in
ventarisatie kunnen gebieden of ge
bouwen worden aangewezen waar de
risico's moeten worden teruggebracht
om rampen als in de Bijlmer, Enschede
en Volendam zoveel mogelijk te voor
komen. Gaat het toch mis en moeten
brandweer, politie en/of ambulance
diensten worden ingezet, hebben zij
op hun beurt informatie nodig over de
omgeving waar zij hun diensten moe
ten aanbieden. Met de informatie kun
nen zij de juiste hulp verlenen op een
zodanige wijze dat de hulpverleners
niet meer risico lopen dan aan
vaardbaar is.
Voordat de gebouwgegevens kunnen
worden gebruikt, moeten ze toeganke
lijk zijn. Welke toegankelijkheidseisen
er door de verschillende onderdelen
van de OOV-organisatie worden ge
steld, is onderzocht. Hiertoe is het con
centrische schillenmodel van toegan
kelijkheidseisen ontworpen. Per orga-
nisatielaag (ministeries, gemeenten en
hulpverleningsdiensten) is onderzocht
welke schillen van het model worden
doorlopen en is een waarde toegekend
aan de verschillende eisen. De uitkom
sten van het onderzoek zijn een richt
punt voor de toegankelijkheid van de
basis gebouwenregistratie (BGR). Op
deze manier kunnen de gegevens in de
BGR door de OOV-organisatie als infor
matiebron worden gebruikt.
Bekend
Gwen Plantenberg
(Afstudeerdatum: 06-06-2003)
Het Ministerie van VROM heeft in
2002 een pilot uitgeschreven
waarin onderzocht moest worden of
een landelijke Basis Gebouwen Re
gistratie haalbaar is, zowel in financië
le als in inhoudelijke zin. Aan deze pi-
lot nemen vier gemeenten en een
samenwerkingsverband van gemeen
ten en waterschappen deel. Het gaat
om de gemeenten Den Haag, Voorst,
Groningen en Moerdijk en het samen
werkingsverband Hoeksewaard-ICrim-
penerwaard.
Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd
bij de gemeente Den Haag. Hierbij is
onderzoek verricht naar diverse aspec
ten die een rol spelen bij de implemen
tatie van de Basis Gebouwen Registratie
(BGR) en welke het succes van deze im
plementatie in gevaar kunnen brengen.
Eerst is gekeken naar de inhoudelijke
knelpunten bij de invoering van de
BGR. Er bestaan binnen de vastgoedwe
reld veel gebouwgerelateerde defini
ties, en zo mogelijk nog meer verschil
lende interpretaties van deze defini
ties. Op basis van deze verschillende
definities zijn bij de gemeenten in de
verschillende registraties verschillen
de objecten opgenomen. De basisre
gistratie is een authentieke registratie,
dit betekent dat de informatie die in
de basisregistratie is opgenomen, niet
ook in andere overheidsregistraties
mag worden opgenomen. Voor het suc
ces van de basisregistratie is het be
langrijk dat alle overheidsregistraties
van de opgenomen gegevens gebruik
kunnen maken. Daarvoor zijn binnen
dit onderzoek definities en attributen
voor de objecten verblijfseenheid
(kleinste gebouwgerelateerde object)
en gebouw (grootste registratieobject
binnen de BGR). Deze definities en at
tributen zijn na te lezen in de genoem
de scriptie.
Bij de invoering van de BGR stuit men
ook op veel organisatorische proble
men. De BGR is een ingrijpende veran
dering binnen de gemeentelijke pro
cesstructuur, maar ook binnen de
heersende gemeentelijke cultuur.
Hierdoor kan men rekenen op veel
verzet tegen een dergelijke imple
mentatie. Binnen dit onderzoek is een
implementatieaanpak opgesteld, die
het veranderingsproces in goede ba
nen moet leiden. Hierbij wordt uitge
gaan van een projectmatige aanpak,
gefaseerd in vijf logisch gegroepeerde
fasen. Vervolgens wordt per fase een
specialistenteam ingezet, die inspeelt
op de specifieke materie die binnen
de fase speelt, maar ook op de organi
satorische verandering die de organi
satie zal moeten doorlopen om deze
fase (en het veranderingsproces in
zijn geheel) te doorlopen. Om dit
team optimaal samen te stellen zijn
teamcriteria en invullingmethodie
ken van deze criteria in de scriptie
uiteengezet.
GEODESIA 2003-10