sche grond of potentiële bouwgrond? Mag agrarische grond ook voor akker bouw gebruikt worden, of mag het grasland niet gescheurd worden? Het bestemmingsplan zelf kan een bepaald gebruik niet afdwingen, maar wel be schermen. In dit verband wordt gespro ken over toelatingsplanologie. Het be stemmingsplan zal deze functie blijven vervullen. Daarbij worden de mogelijk heden nog iets uitgebreid, doordat ook ruimtelijke kwaliteitseisen kunnen worden opgenomen. Ook wordt de beschermende werking van een voor- bereidingsbesluit vergroot: deze kan voortaan ook betrekking hebben op wijziging van het gebruik. Verder kan een bestemmingsplan sneller worden vastgesteld. De betekenis van het be stemmingsplan voor het gemeentelijk grondbeleid kan daardoor toenemen. Ook het Rijk en de provincie krijgen voor projecten van nationaal of provin ciaal belang de bevoegdheid om een be stemmingsplan vast te stellen. Het rijks- of provinciaal grondbeleid zal hierdoor aanzienlijk verstrekt kunnen worden. In de praktijk gebruiken ge meenten bestemmingsplannen ook strategisch in onderhandelingen met grondeigenaren. Er wordt gedreigd met het voorlopig niet, of anders vast stellen van een bestemmingsplan. Dat zelfde geldt voor de toepassing van art. 19, de vrijstellingsprocedure. Pas als een bepaald project de gemeente zint, wordt het via de projectprocedure pla nologisch mogelijk gemaakt. Door de verplichting eens in de tien jaar een plan te herzien en het afschaffen van de projectprocedure kan dit strate gisch gebruik onder druk komen te Fig. 3. staan. Anderzijds blijft het mogelijk Meer ruimtelijke het plan zo vast te stellen dat het nog kwaliteitseisen nader uitgewerkt moet worden. Als in nieuwe hieraan een voorlopig bouwverbod bestemmingsplan. wordt gekoppeld, blijft de onderhandelingspositie van de gemeente redelijk intact. Verder is de voorgenomen wijzi ging van de planschaderegeling relevant. Doordat de laatste jaren steeds vaker een beroep op planschade wordt gedaan, zijn gemeenten soms terughoudend bij ruimtelijke ingre pen. Verdichting in bestaand stedelijk gebied levert al snel planschadeclaims op; ook het weghalen van een bestem ming met een potentieel hoge waarde kan claims opleveren (bijvoorbeeld een winkelbestemming die woonbestemming of een horeca bestemming die winkelbestemming wordt). De mogelijkheden voor planschadeclaims worden op verschil lende manieren beperkt: Het indienen van een claim wordt minder aantrekkelijk gemaakt: een aanvraag moet gemotiveerd worden, er moet griffierecht betaald worden 300,=); 5% van de schade (inkomensderving of schade door waardevermindering) blijft in elk geval voor rekening van de aanvrager (alleen voor de eigenaar die door wijzi gingvan het planologisch regime m.b.t. het eigen perceel schade lijdt geldt dit minimumpercentage niet); Het recht om een claim in te dienen vervalt na 5 jaar. Een probleem dat nog niet wordt opgelost, is dat de gemeen te ook moet opdraaien voor planschadeclaims die veroor zaakt worden als het bestemmingsplan op verzoek van der den, die een gebied willen ontwikkelen, wordt gewijzigd. Een bepaling in de samenwerkingsovereenkomst dat de ge meente deze kosten in rekening kan brengen bij de ontwik kelaar is in strijd met het geldend regime van kostenverhaal rond de grondexploitatieHet voornemen is dit probleem bij de invoering van de exploitatievergunning op te lossen. Ook indirect is het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium van groot belang voor het grondbeleid, Het vormt de basis voor toepassing van instrumenten als onteigening en voorkeurs recht. Voor wat betreft onteigening zal de nieuwe Wro een belangrijke versnelling met zich mee kunnen brengen. In de eerste plaats door de snellere totstandkomingsprocedure, maar ook omdat het voornemen bestaat in de invoeringswet te regelen dat met de dagvaarding niet gewacht hoeft te worden totdat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Als er dus nog beroepszaken lopen, kan toch al met het rechter lijke deel van de onteigeningsprocedure gestart worden (fïg. 4). Omdat het bestemmingsplan ook kwaliteitseisen kan be vatten, zullen ook de mogelijkheden voor onteigening ter uitvoering of handhaving van de bestemming groter wor den. Wat betreft het voorkeursrecht zijn de consequenties nog niet duidelijk. Het structuurplan als vestigingsgrond slag verdwijnt. Mogelijk komt de structuurvisie hiervoor in de plaats. Bij een stadsvernieuwingsplan zijn meer moge lijkheden voor vestiging van een voor- keursrecht dan nu bij een bestemmingsplan; het is de vraag of deze mogelijkhe den blijven bestaan als de Wet op de stads- en dorpsvernieu wing ophoudt te bestaan [3]. De nog te maken invoeringswet zal uitsluitsel moeten geven. Informatievoorziening over ruimtelijke ordening In de praktijk is het lang niet altijd eenvoudig te achter halen welk planologisch regime geldt voor een bepaalde locatie in een gemeente (kader). De informatievoorziening over de ruimtelijke ordening is in veel gemeenten vrij ge brekkig georganiseerd. CEO-INFO 2003-10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2003 | | pagina 55