Theo Overdu in Zoals een echte doe-het-zelver - althans volgens de reclamespotjes - niet zonder de GAMMA ken, zo kan de geo-informa- tiesector absoluut niet zonder bruik bare, slimme en open standaarden. Im mers juist de meerwaarde van ruimte lijke informatie en van GIS als instru ment om deze informatie te kunnen verwerken, analyseren, presenteren, en zovoort, hangt in sterke mate af van de koppelbaarheid en de mogelijkheid om zaken met elkaar te verbinden en te in tegreren. Voeg daarbij nog het gegeven dat geo-informatie tal van toepassings gebieden kent en dat ook het aantal ver schillende (groepen) gebruikers nog al tijd toeneemt, dan onderstreept dat al leen nog maar meer het grote belang van goede afspraken en standaarden. Standaarden, die we niet alleen in naam en op papier omarmen, maar die we ook daadwerkelijk in de praktijk van alledag benutten en hanteren (als vol strekt vanzelfsprekend). Kijkend naar de ontwikkelingen op het gebied van standaardisatie in ons land is er mijns inziens weinig reden tot vro lijkheid en optimisme: het bestuur van de RAVI heeft enige tijd geleden haar belangrijke acti viteiten op het gebied van stan daardisatie expliciet buiten haar ei gen kerntakenpakket geplaatst; bij het Ministerie van VROM is de ca paciteit voor de landelijke coördina tie geo-informatie onlangs gehal veerd (van 4 naar 2 fte); in het werkveld van de ruimtelijke ordening, waar via het stimulerings programma Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen (DURP) in de af gelopen periode qua standaardisatie stevig is doorgepakt, bestaat - met name bij VROM - een levensgrote angst en koudwatervrees om de op dit vlak bereikte resultaten en be haalde successen nu ook daadwerke lijk verder te consolideren en te ver ankeren in wet- en regelgeving. En dat terwijl bijna iedereen die in de ruimtelijke ordening werkzaam is dringend zit te wachten op duidelijk heid en het toch eeuwig zonde zou zijn als we met z'n allen de gouden leans van de op dit moment in voor bereiding zijnde nieuwe Wet RO (plus het bijbehorende Besluit RO) aan ons voorbij zouden laten gaan; na (bijna) 10 jaar aanmodderen zijn we er met z'n allen in Nederland nog altijd niet in geslaagd om het re latief eenvoudige topografische kernbestand (TOPIOVECTOR in een aangepaste vorm) daadwerkelijk te verheffen tot een goed geregelde au thentieke basisregistratie en ook praktisch gezien te laten functione ren als de enige en unieke bron voor het middenschalige toepassingsge bied. Als het al zo moeilijk is om zo iets simpels als een kernbestand voor elkaar te krijgen, hoe moet dat dan met de gebouwenregistratie, met de GBKN, de digitale kadastrale kaart, digitale luchtfoto's, de hoogtelcaart, een digitaal register voor bestem mingen en voor (locale en regionale) structuurvisies, enz. enz. Als we alles trendmatig gaan extrapoleren dan betekent dit dat we tot ver in de 22ste eeuw nog steeds bezig zullen zijn om alleen nog maar het funda ment van ons geo-informatie-huis goed voor elkaar te krijgen; een wei nig wenkend perspectief! ondertussen hebben we ook nog eens het uitermate belangrijke landelijke programma Stroomlijning Basisge gevens zeer voortijdig een vrijwel ge ruisloze dood laten sterven; een her kenbare aanpak vanuit een centrale en gemeenschappelijke sturing is ons hiermee ontvallen. De ook recent weer breed gehoorde roep en ambi tie om als (klein) land in Europa en wereldwijd "leading" te willen zijn worden op het gebied van innovatie, van kenniseconomie, enz. krijgt op deze manier toch wel een heel bij zondere bij smaak. Kortom, we polderen en rommelen met z'n allen maar een eind weg. Om daad werkelijke resultaten en voortgang te kunnen waarnemen, moeten we toch echt de landsgrenzen over. Niet in alle opzichten, maar toch: de Belgen doen het heus zo gek nog niet. Ooit riep onze eigen oud-minister van Landbouw Fons van der Stee - terecht - uit: Wat dit land nodig heeft, is lefi En daar heeft hij - ook anno 2003 - nog altijd het volste ge lijk in. Wat minder energie stoppen in beleid, visies, strategieën, en dergelijke en meer de nadruk leggen op gewoon doorpakken, uitvoeren en implemente ren. Niet lullen, maar poetsen. Met de Ministeries van BZK, VROM en met de RAVI als daadwerkelijke en gepassio neerde gangmakers enerzijds en met de ICES-KIS-milj oenen die klaar liggen voor "Ruimte voor Geo-informatie" als gemeenschappelijk krachtvoer ander zijds. Dan kunnen we - zij het wat laat, maar toch - opnieuw aan onszelf bewij zen dat we als klein land wel degelijk in veel dingen best wel heel groot kunnen zijn. Historische voorbeelden zijn er te over: vanaf de Gouden Eeuw en de VOC tot en met de meest recente klinkende overwinning van het Nederlandse voet balelftal op de Schotten in de ArenA. En vergeet niet dat we ondertussen ook nog weer "gewoon" wereldkampioen korfballen zijn geworden! Kortom: waar een wil is, is een weg en waar onwil is, is een omweg. We can do it. Als we er maar echt met passie en vol overtuiging voor willen gaan! Theo Overduin. Innovatiemanager provincie Utrecht en tevens DURP-coördinator van en voor de provincies. GEO-INFO 2004-1 Geo-lnfo in Praktijk Waarin een klein land klein kan zijn 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 12