Bron: 3]
Het duurde tot 1896 voordat het hoofddriehoeksnet defini- Fig. 7.
tief vast stond. Het bevatte uiteindelijk 77 hoofdpunten, le Hoofddriehoeksnet
(Fig. 7), waarvan 63 bestonden uit een kerktoren of vuurto- van Nederland.
ren en 14 uit terreinpunten op een duintop of heuvel. Ten
behoeve van de latere verdichting (het secundaire net) wer
den ook 101 tussenpunten bepaald.
Uit het vele dat is gedocumenteerd omtrent Rhenen licht ik
het een en ander. (N.B. In het jargon heeft een driehoelcs-
punt de naam: station; de afzonderlijke delen, waarvan de Fig. 8.
plaats precies wordt gemeten, zoals de torenspits, de pij- Tussenpunten
ler(s) en de opstellingen voor de heliotroop heten de sta- omgeving Rhenen.
tionspunten).
Station Rhenenkerktoren
Hoofdpunt
1885 Verkenning door Heuvelink
1889 Verkenning door Heuvelink en Bijleveld
1889 Bebouwd
1895 Gemeten door Wildeboer
1897 De toren verbrand. De pijler afgebroken.
1898 De toren herbouwd
1894 1895 1898 1899 Gecentreerd
Het station Rhenen is de toren bij de Hervormde Kerk (Cuneratoren)
opgetrokken in natuurlijken en gebakken steen.
In 1889 werd op den derden omgang een 4,50 M. hooge pijler van
baksteen met hardsteenen dekzerk gebouwd. Om den pijler werd
een steiger met tent gemaakt. De vloer van
den steiger lag 1,05 M. beneden den boven
kant van den dekzerk. De pijler stond aan
de zuidzijde van den toren.
In 1895 hadden de metingen Ie orde op de
zen pijler plaats. Nadat in 1897 de toren
was afgebrand werden verschillende sta-
tionspunten bij een bezoek op den toren nog
aanwezig gevonden. De pijler, die zeer sterk
kromgetrokken was en de steiger werden af
gebroken. In 1898 is de toren herbouwd en is
de plaats der stationspunten dadelijk weer
bepaald.
Op de late middag van 4 mei 1895 kon
ir.N.Wildeboer de eerste hoekmetin
gen verrichten op de pijler die op de
Cuneratoren was gebouwd. Op de zes
omringende punten van het hoofd
driehoeksnet (Imbosch-Flierenberg-
Oss-Zaltbommel-Utrecht en Amers
foort) waren de heliotropisten paraat
en stuurden het zonlicht in de richting
van Rhenen. Op die eerste avond was
het resultaat niet groot. Ook op 5 en 6
mei, zo blijkt uit het Register der ge
meten hoeken, viel het niet mee. Maar
de volgende drie dagen maakten het
goed. Aan het eind van 9 mei waren
120 hoeken gemeten. Alle mogelijke
combinaties van twee richtingen naar
de zes omringende punten werden na
melijk gemaakt en vele malen geme
ten. Daarbij legde men halverwege de
metingen de kijker om en zorgde men
bovendien dat de aflezingen verspreid
over de randverdeling plaats vonden.
Dat alles om de invloed van afwijkin
gen in het instrument en de randver
deling op te heffen. Behalve naar de
hoofdpunten richtte de waarnemer
zijn kijker ook naar de tussenpunten,
aangegeven op afb. 8. Eist, Nijmegen,
Tiel en Kuilenburg kon hij zien vanaf
de grote pijler, voor het punt Lunte-
rensche heide was een andere opstel-
GEO-INFO 2004-1
iiri «Lin i