maatschappelijke opvatting over het hedendaagse kadaster: «onafhankelijk, deskundig en betrouwbaar». Maar in de negentiende eeuw heerste een an dere mening. Zo vermeldt Harrebomée [10] in zijn Spreekwoordenboek der Neder landse taal dat omstreeks 1850 een ge zegde bestond: «Het zit in de war als het kadaster.» Hij voegt daaraan toe: 'Dit spreekwoord ziet op den verwar den staat, waarin zich vroeger de ka dastrale registers bevonden, die óf te zoek waren, óf niet behoorlijk waren bijgeschreven. Daarmee worden ande re verwarde zaken vergeleken'. In het verlengde daarvan is het Fries week blad in het Woordenboek der Nederlandse taal [9] aangehaald met: «Het kadaster is in de war», met de toelichting: 'Er is verwarring ontstaan; de boel loopt in het honderd'. Nog een stap verder, en de vergelijking verplaatst zich naar personen: «Hij is met het kadaster in de war», nader verklaard met: 'Het loopt hem door; hij maalt'. Het is ove rigens onduidelijk of de Friese dichter Freark Dam in het kadastrale jubi leumboek Op goede gronden (1982) naar dit laatste gezegde verwijst in zijn ge dicht Mei it kadaster yn 'e war. In De weet- muts uit de stripserie over Ollie B. Bom mel noemt Marten Toonder zowel de kaart als het kadaster. De situatie is als volgt: Heer Bommel heeft commissaris Bas en ambtenaar Dorlcnoper uitgeno digd om in een nabije vallei de ver kwikkende werking van een rivier te beleven. Ter afsluiting karakteriseert de ambtenaar zijn plichtsbesef: «Het is een goed idee om anderen er van te la ten profiteren. Wilt u wel geloven, dat ik zin zou hebben om zelf een week endje te gaan? Als ik het maar eenmaal ordelijk in het kadaster had.» Niet elke ambtenaar van het kadaster is een landmeter, maar toch! Het maatschap pelijk overwegende beeld van een keu rige geodeet contrasteert schril met de beschrijving van Simon Vestdijk [6] in Het glinsterend pantser (1956). «Een vage regeringsopdracht bracht mij naar D. Filmhelden waren zij niet, de twee ongunstige mannen, wier beschrijving mij nog rest De langste was een ou de man met grijs haar, en een ploerti- ger gezicht heeft men nooit gezien Het was natuurlijk ook mogelijk, dat het brave huisvaders waren, hardwer kende handelsreizigers, loodgieters op karwei. Maar dit maakte niet het geringste verschil. Slecht was slecht hoogstens een beetje onbarmhartig gezicht, als van een deurwaarder, vergrijsd in zijn beroep er trad een inspecteur van politie binnen Het signalement van de twee op de motorfiets was hem volledig bekend. Het wa ren beruchte heren, de kleine dikke had vroeger gezeten, en de lange grijze, de ergste van de twee, was een gepensio neerde ambtenaar bij het kadaster, -zodat zijn terreinken nis hen te stade kwam, maar dit grapje hield ik maar voor me, -een man, op wie vroeger nooit zóveel aan te merken was geweest het tweetal is nog steeds op vrije voeten. Misschien ontmoet ik ze nog eens, op weg of heide, tuftuf- tuf, zwart als zonde, de lange, statige grijsaard en de kleine, dikke ploert.» In het woordenboek [9] wordt het militair-geodetische handboek (Breda 1865) van G.A.V. Kerkwyk als volgt aange haald: «Topografie, ook wel landmeetlcunst of werlcdadige Meetkunst.» De beschrijving van het beroep van landmeter komt soms echter minder werkdadig over, bijvoorbeeld als een vrouw in Het Slot [7] vraagt naar het beroep van de hoofdpersoon. «Wat ben je eigenlijk? Landmeter. Wat is dat? K. legde het uit, de uiteenzetting deed haar geeu wen.» Overigens, Kaflca beperkt zich hierbij tot een beschrij ving van het beroep. Een stap verder gaat Noë [3] bij het ka rakteriseren van de landmeter Lambert Greveling; zijn be schrijving is nog meer op de persoon gericht. Greveling heeft op het Groningse platteland een jonge vrouw aange reden. Uit een combinatie van schuldgevoel en compassie besluit hij de achtergronden van die vrouw te onderzoeken. Noë schets een goed beeld van de hoofdper soon. De landmeter doet regelmatig aan hardlopen; hij eet grof volkorenbrood, dilcbe- legd met kaas en mosterd; hij is goed in judo; hij heeft een racefiets; hij woont in een appartement met dakterras in de stad Groningen; hij is waar schijnlijk een klant van het Zweedse woon- warenhuis IKEA, want hij noemt zalm 'gra- vad lachs'; hij rijdt in een achtcilinder ter reinwagen van het merk Ford Super Crui ser; hij gebruikt een kleine Hema-wekker; hij houdt van goede Schotse whisky, hij drinkt op z'n tijd graag een bodempje 1 f ii rutitt Ik pakte de zware driepoot als een honkbalknuppel vast. GEO-INFO 2004-2 Slaapverwekkend

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 35