2® -T- tv £©3 t&4J RRÜPH ,cl a. ?i Fig. 4. Voorzichtig met die pijp! 120 (het elektronische stratenboelc van Geodan), of 'TOPlOvec- tor'. Hierop worden dan de betrokken kaarten van het rou- teboelc geprojecteerd. Zo ziet Harry direct of de werkzaam heden in de nabijheid van een NAM-leiding of -kabel plaats vinden. Hij controleert nu aan de hand van het adres dat de aanvrager heeft opgegeven of de polygoon en het adres met elkaar overeenstemmen, hiertoe gebruikt hij de ACN-adres- coördinaten. Hierbij kijkt hij ook naar de opgegeven werk zaamheden. Als er egalisatie, drainage of diepploegen is op gegeven, dan gebeurt dit natuurlijk niet op het erf van de boer, waar het adres betrekking op heeft, maar ergens bui ten dat erf. Als Harry aan de hand van de kaart met daarop de topografie, de polygoon en het adres het idee heeft dat de plaats en de soort werkzaamheden niet met elkaar klop pen, neemt hij contact op met de aanvrager. Meestal is dan het adres niet goed opgegeven maar een enkele keer komt het voor dat de polygoon niet klopt. Daar de KLIC-medewer- Fig. 5. Het KUC-team kers hier nu meer ervaring mee hebben en beter doorvra- van de NAM, gen bij de aanvraag, komt dit steeds minder voor. dat klikt goed. Als de werkzaamheden ver van de lei ding af liggen wordt er direct een brief gezonden aan de aanvrager dat op de plaats van de door de aanvrager gemel de werken, op basis van de verstrekte gegevens, geen kabels en leidingen van de NAM liggen. Hierbij wordt uitge gaan van de toetsingsafstanden zoals beschreven in de circulaires van VROM. Daarbij wordt uiteraard een ruime marge van minimaal 75 m aan gehouden. Als de aard van de werkzaamheden zelf of de plaats, in relatie tot de lei ding, onvoldoende duidelijkheid is, wordt de aanvrager gebeld en wordt samen met de aanvrager nagegaan waar de werkzaamheden nu precies komen. Als blijkt dat de plaats van het werk binnen de marge valt krijgt de aanvrager eveneens een brief (zie ka der), maar nu vergezeld van de situa- tielcaart 1:10.000 waarop de kabels en leidingen zijn aangegeven (fig. 3). De kaart die de aanvrager krijgt is bewust op een wat kleine schaal, zodat de gra ver niet van de kaart kan meten, hier mede tracht NAM te voorkomen dat de graver zelf gaat bepalen waar de lei ding ligt. In de brief wordt de aanvra ger verzocht om de kaart te vergelij ken met de feitelijke locatie van de "grondroeringsactiviteit". De aanvra ger wordt gewaarschuwd voor de mo gelijke gevaren voor veiligheid en mi lieu ingeval van schade aan de leiding. Verder wordt hem gevraagd om ten minste drie dagen voor het graven con tact op te nemen met de afdeling en in dien in de nabijheid van de kabels en leidingen werkzaamheden worden uit gevoerd contact op te nemen opdat de kabels en leidingen tijdig worden uit gezet en/of aangewezen. Als de gravers niet binnen enkele dagen terugbellen worden ze door de NAM gebeld. Op de ze wijze probeert men communicatie problemen te voorkomen. Als blijkt dat de graafwerkzaamheden in de buurt van de leiding plaats vin den zet de NAM (de afdeling Onshore Surveys) de leiding uit of wijst ze de graver waar de leiding ligt. Tijdens de werkzaamheden is er, indien nodig, toezicht vanuit de NAM aanwezig. Te vens is in dergelijke gevallen de opera tionele afdeling paraat om bij een cala miteit onmiddellijk de afsluiter van de betreffende pijp af te sluiten. De land meters hebben de operationele men- GEO-INFO 2004-3 SmUT^G - V I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 22