Reactie
In het artikel "De Geo-Info van kabels en leidingen" van Geo-Info nummer 2 wordt op
bladzijde 61 bericht over de lange historie die dit onderwerp reeds kent. Aan het eind van het
stuk hierover lean men de indruk krijgen dat na de daarin aangehaalde oproep in 1964 van
prof. ir. G. Witt "Wat doen we aan het leidingenkadaster" niets meer is gebeurd. Men heeft
echter niet stilgestaan. De Nederlandse Landmeetkundige Federatie stelde in de zestiger jaren
de Studiecommissie Leidingenregistratie in met als taak het onderzoeken van de organisatori
sche en juridische mogelijkheden van een centrale leidingenregistratie en het opstellen van
een concreet voorstel hiertoe. Witt werd voorzitter van deze commissie. Het resultaat van dit
onderzoek, gepubliceerd in Geodesia van mei 1971, was een voorstel om in drie fasen een lei
dingenregistratie in te voeren. In de eerste fase zou een registratie van leidingbeheerders
reeds op korte termijn nut afwerpen, in de tweede fase zou een centrale registratie van de
meetgegevens van belangrijke leidingen tot stand kunnen komen en in de derde fase een
centrale registratie van alle leidingen. Het rapport behandelde de technische, organisatori
sche, financiële, economische en juridische aspecten. De Staatssecretaris van Financiën aan
wie het rapport in februari 1971 werd aangeboden kon zich met de resultaten van het onder
zoek verenigen. Hij liet de Werkgroep Leidingenregistratie installeren die een nadere uitwer
king diende te geven van de ideeën over een leidingbeheerdersregistratie zoals door de studie
commissie voorgesteld. De werkgroep bestond voor meer dan de helft uit leden van de studie
commissie, waaronder Witt, en kon gebruik maken van het vele documentatiemateriaal van
deze commissie. Mede hierdoor was het rapport nog in 1971 gereed. Alle hiervoor genoemde
aspecten zijn in het rapport behandeld. In de bijlagen zijn opgenomen het Ontwerp van Wet
op de Leidingenregistratie en een drietal uitgewerkte schema's van systemen die het meest
aansloten bij de ontwikkelingen op het gebied van de automatisering binnen het Kadaster.
In een naschrift werd nog het belang van een uniforme grootschalige basislcaart naar voren
gebracht. Zonder deze kaarten zou in de toekomst geen nauwkeurige registratie van de lig
ging van leidingen mogelijk zijn. Het rapport werd door de Staatssecretaris aanvaard. Er restte
nog het overleg vanuit het ministerie voor de bestuurlijke regeling van het geheel. Toegezegd
werd een post op de begroting op te nemen ten behoeve van de realisatie van het voorgestelde
systeem.
Het genoemde overleg liep echter vast. De discussies bleken niet te beperken tot de eerste
fase waarover de werkgroep voorstellen had gedaan. De leidingenregistratie kwam eerst in
1975 weer aan de orde in de BOCO-overleggroep voor topografie en leidingen die de Bestuur
lijke Overlegcommissie voor Overheidsautomatisering diende te adviseren over de informatie
voorziening binnen de overheid op het gebied van topografie en leidingen. De BOCO, inge
steld door de Minister van Binnenlandse zaken en met de Staatssecretaris van dat ministerie
als voorzitter, was het formele overlegorgaan van Rijk, provincies en gemeenten met als doel
de coördinatie van de automatisering actief te bevorderen. In de overleggroep waren naast
vertegenwoordigers van Rijk, provincies en gemeenten ook representanten van nutsbedrijven.
De overleggroep bracht begin 1983 rapport uit aan de BOCO die het aanvaardde en het
daardoor mogelijk maakte dat de Staatssecretaris in overleg kon treden met zijn collega van
VROM om te komen tot beslispunten voor de ministerraad. Na 32 jaar is er echter nog geen
wettelijke regeling voor de leidingenregistratie.
W.A. Claessen.
GEO-INFO 2004-5
een