Hiddo Velsink
Geo-lnfo geeft mij als eerste indruk: dit
is de opvolger van Geodesia. Maar
toch, bij iets beter kijken, blijkt de in
vloed van het Kartografisch Tijdschrift
aanzienlijk. In positieve zin. Toch ver
scheen in nummer 3 van Geo-lnfo een
merkwaardige erfenis van het Karto
grafisch Tij dschrift: samenvattingen
in het Engels én het Frans. Wie mij
kent, weet, dat ik, als ik artikelen voor
Geodesia schreef, ernaar streefde een
samenvatting in het Esperanto toe te
voegen. Ilc ben geen voorstander van
Engels of Frans als internationale taal.
Het Engels is inmiddels een de-facto-
standaard geworden, maar een ieder
die met Microsoft-producten werkt,
weet dat een de-facto-standaard niet
een goede oplossing hoeft te zijn. En
dan het Frans! Waarom geen Spaans,
of Mandarijn-Chinees, of Russisch? Is
de Franstalige geo-informatiegemeen-
schap zo veel belangrijker?
Esperanto heeft vele voordelen. Het is
niet aan een specifieke taal of cultuur
gebonden. Het is voor alle volkeren
van de wereld een eenvoudige, snel te
leren taal. Het is - en dat vind ikzelf
nog het meest waardevol - een taal,
waarin je je heel snel thuis voelt. Het
heeft namelijk een heel flexibele struc
tuur. Door de eenvoudige grammatica
en door een uitgekiend systeem van
voor- en achtervoegsels kunnen alle be
grippen eenvoudig en direct begrijpe
lijk uitgedrukt worden. Ah, geen na
tuurlijke taal is zo krachtig, zo soepel
plooibaar, zo mooi als Esperanto. Dan
het Engels: moeilijke uitspraak, moei
lijke spelling, vaak niet eenduidig.
Heeft u wel eens een gemiddelde Chi
nese wetenschapper een lezing in het
Engels horen houden? Gevolg: interna
tionale organisaties neigen ernaar op
belangrijke functies personen uit de
Angelsaksische wereld te zetten. Die
kunnen namelijk veel beter de belan
gen van de organisatie verwoorden in
het Engels. Hoezo gelijkheid op het
internationale vlak?
Gaat dit nog over geo-informatica?
Gaat dit over de Hogeschool van Ut
recht, mijn werkgever? Geduld,
lezer(es), we komen er vanzelf. De
tegenstelling Engels - Esperanto lijkt
namelijk op de tegenstelling Microsoft
- Linux. Esperanto en Linux, en op ons
terrein OpenGIS, zijn communicatie
middelen, die open zijn, niet gebon
den aan een (potentiële) monopolist.
In onze Westerse wereld houden we
van een vrije markt, die gereguleerd is.
Zó gereguleerd, dat monopolisten een
voet wordt dwars gezet. Om daarmee
de stimulans om betere producten te
maken te behouden.
Het enige monopolie, dat in een vrije
markt hoort te worden toegestaan, is
het monopolie van een open systeem,
zoals Linux of OpenGIS. Of Esperanto.
Nu kom ik op de Hogeschool van
Utrecht en de Nederlandse Vereniging
van Bedrijven in de Geodesie en de
Geo-informatica (VNBG). De VNBG
heeft besloten geld te steken in een
onderzoek naar de behoefte in het
geodetische bedrijfsleven aan mbo-,
hbo- en universitair geschoolden in de
geodesie en de geo-informatica. Je
vermoedt in dit onderzoek twee ge
dachten.
De gedachte van de geodeet: meten is
weten. Als je de behoefte meet, is de
oplossing van het probleem (te weinig
van die geschoolden waar de behoefte
groot aan is) zeer nabij. Was dat maar
zo.
De gedachte van de zakenman: als ik
een product (een ingenieur) bestel bij
mijn opdrachtnemer (het onderwijs),
dan moet hij dat leveren (ik betaal niet
voor niets belastingen). Edoch, het
onderwijs wordt gestuurd door de po
litiek en door de keuzes van de studen
ten. Wel kan het bedrijfsleven bijstu
ren, zeker als dat met geld onder
steund wordt.
Ilc wil hier de VNBG enkele andere ge
dachten aan de hand doen, een ander
model. Het model van OpenGIS (en Li
nux en Esperanto). Het onderwijs
(mbo, hbo of universiteit) is een scha
kel tussen aan één kant de studenten,
aan een andere kant het beroepenveld
en aan de derde zijde de politiek. De
studenten willen leuk en zinvol onder
wijs voor weinig geld en weinig tijd
verlies. Het beroepenveld wil adequaat
geschoold personeel. De politiek wil
voor weinig geld zo veel mogelijk kwa
liteit. Het onderwijs is als OpenGIS, het
bestaat uit vele lagen en vele onderde
len. Laten we nu eens alle betrokkenen
in een onderwijsconsortium bijeen
brengen en een model opstellen hoe
het geo-informatica-onderwij s in
Nederland eruit zou moeten zien. La
ten we vervolgens alle onderdelen
daarvan gaan uitwerken en implemen
teren. Maar laten we dat doen zoals
dat bij OpenGIS gebeurt: niet alles te
gelijk, maar daar werken, waar de be
trokkenen bereid zijn er energie in te
steken. Niet één partij (zoals de VNBG)
bepaalt hoe het onderwijs eruit ziet,
maar in een spel van aanleverende
middelbare en andere scholen, onder
wijsgevenden en beroepenveld worden
de verschillende onderdelen van het
onderwijsmodel uitgewerkt, afhanke
lijk van vraag en aanbod.
Het model moet eenvoudig, doorzich
tig en flexibel zijn, zoals Esperanto.
We moeten het wél eerst opstellen en
er allemaal ermee akkoord gaan. Doen
we dat niet, dat gaat het recht van de
sterkste gelden en de kans, dat dan de
beste oplossing ontstaat voor de geo-
informatica in Nederland, en voor de
maatschappij in het algemeen, lijkt
vrij klein te zijn.
223
Hiddo Velsink
Opleidingscoördinator Civiele Techniek en
Geodesie/Geo-informatica
Hogeschool van Utrecht
GEO-INFO 2004-5
Geo-lnfo in Onderzoek en Onderwijs
Esperanto in geoland