228
orig jaar bestond het Koninklijk Aardrijkskundig
Genootschap (KNAG) 130 jaar. Tal van festiviteiten en
evenementen hebben deze gebeurtenis luister bijge
zet. Ook de Werkgroep voor de Geschiedenis van de Karto-
grafie (WGK) van de kersverse vereniging Geo-Informatie
Nederland hield in dit kader op 5 november 2003 een sym
posium over Indische lcartografie. De organisatie van deze
dag was in gezamenlijke handen van de WGK, het KNAG en
de Bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen
(IÜT).
Het gebouw van laatstgenoemde instelling fungeerde als
plaats van samenkomst voor de studiedag. Op het program
ma stonden vijf lezingen en een bezoek aan een lcaartencol-
lectie en tentoonstelling. Ondanks het alleszins aantrekke
lijke programma was het met ongeveer vijftig bezoekers
een bepaald matig bezochte studiedag te noemen. Meer
deelnemers had de dag zeker verdiend, gezien ook de mooie
entourage van het KIT.
Na een welkomstwoord van WGK-voorzitter Mare Hame-
leers, werd de studiedag geopend door mr. Jan Donner,
voorzitter van de Raad van bestuur van het KIT. De broer
van onze Minister van Justitie stipte vooral het belang aan
om als KIT te participeren in dergelijke symposia.
Dr. Paul van den Brink opende in de hoedanigheid van ar
chivaris van het KNAG de rij sprekers met een lezing over de
rol van het KNAG in de lcartografie van Nederlands-Indië.
Het kaartbeeld van dit gebied vertoonde in de 19de eeuw
nog volop witte vlekken. Van overheidswege kwam in de
loop van de eeuw een systematische kartering op gang. Het
KNAG had echter geen toegang tot de lcarteringsresultaten
en zag zich gedwongen om zelf lcartografische kennis op te
doen en deze te publiceren in een eigen tijdschrift. Met be
hulp van kaarten, die eenduidig en uniform werden vorm
gegeven, maakte men geografische beschrijvingen inzichte
lijk. Hoogtepunt van de lcarteringsarbeid was de publicatie
van de Atlas van Tropisch Nederland" in 1938.
Als tweede spreker gaf drs. Pieter Broeders een toelichting
op zijn onderzoek naar Gijsbert Franco von Derfelden van
Hinderstein (1783-1857) en diens lcartografische arbeid. De
ze 'vergeten lcartograaf vervaardigde tussen 1841 en 1843
een algemene kaart van de Nederlands Oost-Indische bezit
tingen. De kaart bestaat uit acht bladen, 26 bijkaarten, ne
gen inzetkaarten, een beschrijving en een indexblad. De to
tale afmetingen waren maar liefst 160 x 240 centimeter.
Broeders ging in detail in op de ontwikkeling van het lcaart-
concept, de gebruikte bronnen, het tekenwerk, de distribu
tie en ontvangst van de kaart, die tot doel had de complete
ring van het kaartbeeld en de bevordering van de geoweten-
schap, nationale eer en kennis. Hoewel de kaart veel kritiek
oogstte, betrof het wél de eerste archipellcaart waarbij werd
gestreefd naar een wetenschappelijke verantwoording van
het kaartbeeld. Tevens bood de kaart het eerste gedrukte
Marco van
Egmond.
complete beeld van de Indische archi
pel.
Peter Levi, kaartbeheer der van het KIT,
sprak vervolgens over de daar aanwezi
ge koloniale lcaartencollectie. Hij be
handelde de historie van de in 1926 op
gerichte kaartenverzameling. Beginja
ren negentig van de vorige eeuw ving
men aan met het hercatalogiseren van
de collectie, die inmiddels via internet
beschikbaar is: www.lcit.nl. Op dit mo
ment telt de collectie rond de 26.000
topografische en thematische kaarten
en achthonderd atlassen, waarbij het
zwaartepunt op de voormalige Neder
landse koloniën ligt. Plannen voor het
digitaliseren van de collectie zijn in
een vergevorderd stadium.
Tijdens de lunchpauze konden de stu
diedagdeelnemers enkele topstukken
uit de verzameling van het KIT aan
schouwen. Daarnaast bestond de mo
gelijkheid om het eerste handgesne-
den en handgebonden exemplaar van
de "Grote atlas van Nederlands Oost-Indië"
te bewonderen, (zie Geo-Info nr. 2, p.
95). Rob van Diessen van Uitgeverij
Asia Maior verzorgde daarbij het en
thousiaste commentaar.
De lcartografie van Nederlands-Indië
stond centraal in de bijdrage van prof.
dr. Ferjan Ormeling van de Univer
siteit Utrecht en één van de mede-au
teurs van de Grote atlas van Neder
lands Oost-Indië. Hij ging in op de lcar-
teringsgeschiedenis van vóór 1945. Tot
1850 was er in Nederlands-Indië geen
sprake van een systematische karte
ring. Die nam pas een aanvang na het
midden van de 19de eeuw; eerst volg
de het economisch belangrijke Java en
pas later de buitengewesten. De Indi
sche lcartografie genoot internationaal
veel aandacht, dankzij de innovatieve
methoden en de passende lcartografi
sche infrastructuur. Kartografische
pareltjes zijn bijvoorbeeld de Residen-
tielcaarten 1:100.000 en de Atlas van
Tropisch Nederland. Ook paste men
triangulatie, astronomische plaats
bepalingen en toponiemenstandaardi
satie toe. Vooruitstrevend tot slot was
GEO-INFO 2004-5
Verslag symposium