Tabel 3. Verandering in het areaal bos (km2) tussen 1900 en 2000 (CBS en HGN) en het aandeel bos dat sinds 1900 nog op dezelfde plek ligt (HGN onveranderd). 1900 2000 Bron CBS HGN CBS HGN HGN onveranderd Bos 2520 3485 3501 3546 31% Het CBS geeft sinds 1900 informatie over het areaal bos en landbouwgrond in Nederland, gebaseerd op de land bouwtellingen uit die tijd. Voor de klas se bos is een vergelijking gemaakt tus sen de HGN-geodata van 1900 en de CBS-gegevens. Voor 2000 zijn de CBS- gegevens [7] vergeleken met HGN 2000 (een herclassificatie van LGN-4). In ta- Tabel 4. Onveranderd grondgebruik (km2)in de regio Oost-Nederland vanaf 1850. bel 3 zijn de resultaten hiervan weerge geven. Daaruit blijkt dat er in 1900 een groot verschil bestaat tussen de arealen volgens de HGN-methode en die van het CBS. Volgens het CBS is het bos in Nederland fors toegenomen, terwijl dit volgens de HGN-methode vrijwel gelijk is gebleven. Voor 2000 is er een grote overeenkomst en bedraagt het verschil slechts 4500 hectare (1,5%). De grote verschillen in 1900 worden vooral ver oorzaakt door de krappe definitie van bos in 1900 (CBS) en ook enigszins door dat de gebruikte topografische kaarten een periode beslaan en geen peiljaar. De eerste bosstatistielc (1938-1942), die recent ook met de HGN-methode is ont sloten [9], geeft ook een veel hoger aan deel bos (3300 lcm2) dan het CBS. De in spanning van Nederland om in hon derd jaar tot structureel meer bos te komen lijkt dus, anders dan wordt aan genomen, op niets uitgelopen. Klasse grondgebruik areaal areaal Aandeel grondgebruik onveranderd onveranderd 1850 grondgebruik grondgebruik grasland 979 424 43% akker en kale grond 1230 262 21 heide en hoogveen 704 49 7% naald- en loofbos 470 163 35% bebouwing en wegen 4 1 29% water 88 42 48% rietmoeras 9 0 <1 stuif duinen en zandplaten 83 2 3% totaal 3600 514 26% Fig. 8. Grondgebruik in Oost-Nederland en Duitsland in 1850. Door een overlay-procedure is ook bepaald welk percentage bos in 2000 nog op dezelfde plek ligt als in 1900 (tabel 3, ko lom "HGN onveranderd"). Dat blijkt hooguit eenderde deel te zijn. Er is in de afgelopen eeuw dus enorm geschoven met het Nederlandse bos. Dit is een van de redenen dat de ecolo gische kwaliteit van veel bossen zeer te wensen overlaat. Onveranderde (oude) bossen hebben namelijk een veel gro tere biodiversiteit en een beter ontwikkelde bosbodem dan bossen die steeds zijn 'verplaatst'. In het volgende voor beeld zullen voor een deel van Nederland niet twee maar vijf tijdstappen met elkaar worden vergeleken. Hierdoor ontstaat een nog beter beeld van de ruimtelijke dynamiek. ...en 1990. Voor een gebied in Oost Nederland en een aangrenzend ge bied in Duitsland (fig. 8) is voor de jaren 1850, 1900, 1930, 1960 en 1990 het grondgebruik geclassificeerd [6]. Deze be standen hebben een gridgrootte van vijftig meter en sluiten ook qua legenda grotendeels aan bij de landelijke systema tiek [4]. Voor deze tijdstappen is berekend hoe vaak op een locatie het grondgebruik is veranderd (fig. 9). In tabel 4 is aangegeven welk areaal grondgebruik sinds 1850 onveran derd is gebleven. Dat blijkt dus nog maar een fractie te zijn. Opmerkelijk is dat nog geen 3% van het oorspronkelijke areaal stuifzand bewaard is gebleven en rietmoeras hele maal verdwenen is. De feitelijke veranderingen zijn nog groter omdat het hier slechts vijf tijdstappen betreft. Vooral in landbouwgebieden is de dynamiek groter dan hier weer gegeven. Ook blijkt dat de dynamiek in Duitsland veel klei ner is dan die in Nederland. Uit de hier gepresenteerde methode en de toepassingen blijkt dat het mogelijk is de huidige geodatasets met grond gebruik zeer fors in de tijd te verlengen. Deze bestanden zijn onderling goed vergelijkbaar en hebben een hoge nauwkeurigheid. Ze leveren nieuwe inzichten op in de ruimtelijke dynamiek van het grondgebruik. Deze kennis is weer toepasbaar in uiteenlopende vakgebieden waarbij GEO-INFO 2004-6 Tot slot 249

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 11