De financiële handeling van informa tie van een collectieve informatiebron zal op een andere wijze plaatsvinden dan bij een individuele informatie bron, gezien de kosten van opslag, ge bruik en de doorgifte van informatie. Met name het beschikken over infor matie en het kunnen verspreiden van deze informatie, doet een uitspraak over macht en verantwoordelijkheid [2]. Beklcer en Smits hebben het model van de informatieverlceerspatronen geintegreerd met het lagenmodel van Smits en de Vries (fig. 3). De dunne pijl heeft met name betrekking op het ne men van initiatief. Concreet betekent dit, dat bij Registratie het centrum het initiatief neemt tot het vastleggen van informatie. Dit hoeft niet te beteke nen, dat er in technische zin ook wat gebeurt of, dat er toestemming wordt gevraagd. Bij remote sensing neem je op afstand waar. Bij GSM zit het in de techniek. De telefoon moet aanstaan. Ook technische gebeurt er van alles, maar de gebruiker merkt hier niets van. Velen zijn zich hier niet van be wust. Dit betekent, dat het centrum in formatie ontvangt, ofwel letterlijk op eigen initatief informatie tot zich neemt (dikke pijl). Dit "vernieuwde" model is een krachtig referentiekader om uitspra ken te doen bij het introduceren en ontwikkelen van informatiediensten, met name rond vraagstukken van ar chitectuur, keuze voor technologie en marktwerking [2]. Bij Informatiever lceerspatronen is een groot scala aan technologische oplossingen denkbaar die onderling moeten concurreren. Dit betekent, dat de verschillende bouwstenen waaruit locatiegebonden informatiediensten zijn opgebouwd worden gepositioneerd in het lagen model. Voor het oplossen van derge lijke vraagstukken ligt een architec tuurbenadering voor de hand. Deze architecturen laten zich onderschei den op verschillende niveau's. Te den ken valt aan Business-architectuur, Informatie-architectuur, Applicatie architectuur en Technische Infra structuur-architectuur. Stimulering van marktwerking gaat uit van de drie eerder genoemde uitgangspun ten: scheiding tussen inhoud en transport, techniek onafhankelijk en geen onderscheid tussen verschillen vormen van informatietransport. Hiermee dient rekening te worden ge houden bij het definiëren van de verschillende architec tuurvraagstukken. Locatiegebonden informatiediensten Het belangrijkste kenmerk van LBS is de positiebepaling, die nodig is om een locatiegebonden dienst te kunnen leve ren. Daarvoor dient een tracking service beschikbaar te zijn. Tracking heeft betrekking op het registreren van de geometrische meetwaarde (de x en y-coördinaat) van een (bewegend) object of apparaat. Bij LBS gaat het om het vast leggen van de positie. Het tijdsinterval is afhankelijk van de snelheid van het object en de gewenste toepassing waar voor deze gegevens worden ingewonnen. Centraal staat dus het inwinnen van locatiegegevens in de vorm van coördina ten. Een tracking service alleen levert nog geen zinvolle in formatie op. Pas wanneer deze gegevens worden gekoppeld aan een specifieke toepassing, ontstaat toegevoegde waarde. Deze hebben meestal betrekking op het analyseren, bewerken, traceren, presenteren en distribueren van de in gewonnen gegevens. Er zijn vele LBS-toepassingen beschik baar waar tracking een belangrijke rol speelt. In de litera tuur wordt veelal onderscheid gemaakt in locatiegebonden informatiediensten die zich richten op zogenaamde 'pull' en informatiediensten die zich richten op 'push'. Met locatiegebonden pull-diensten is een informatievrager in staat om overal, op ieder moment zelf als initiatiefnemer de gewenste informatie op te vragen en naar zich toe te ha len. Dit is een vorm van LBS die ook wel wordt aangeduid met 'Active Services' [8]. De gebruiker moet namelijk actief een handeling verrichten om aan de gewenste informatie te komen. Locatiegebonden push-diensten zijn 'trigger'-diensten, waarbij de trigger ervoor zorgt, dat de informatievrager, zonder zelf het initiatief daartoe te nemen, informatie ont vangt op basis van zijn of haar positie en een vraagprofiel. Daarvoor dient de informatievrager zich dan wel nadrukke lijk te 'abonneren'. Dat wil zeggen, dat de vrager zelf in vloed heeft op welke informatie, die hij of zij wil ontvan gen. Om deze behoefte vast te stellen wordt additionele informatie geregistreerd in een vraag- of gebruikers profiel. Push-diensten worden ook wel aangeduid met 'passive services' [8]. Daarbij worden vier typen triggers onderscheiden [11]. Object triggers: gebruikers van een mobiel apparaat wor den geattendeerd wanneer zij een vooraf gedefinieerde zone van een bepaald object betreden (binnen een be paalde straal). Denk bijvoorbeeld aan een beziens waardigheid in een stad voor de bezoekende toerist; Event of condition triggers: een automobilist wordt geïn formeerd over locale verkeers- en reisinformatie zoals fi leberichten; Object temporal triggers: hier wordt de dimensie tijd ge ïntroduceerd (bijvoorbeeld alleen van toepassing tussen 8 uur en 17 uur). Dit lean per object afzonderlijk worden in gesteld. Tevens lean de gebruiker een voorkeur opgeven op welke momenten van de dag deze optie is geactiveerd; Affinity triggers: Een gebruiker krijgt de mogelijkheid om de positie te bepalen van een andere gebruiker (of ap paraat). Dit zorgt voor een toegevoegde waarde bij een toepassing als 'find-a-friend'. GEO-INFO 2004-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2004 | | pagina 35